9 Kaart van de tiendhoek beoosten Kattendijke, genaamd Reymershoek, met links de kerk en de toren, vervaardigd in opdracht van mr. Johan Isebree, 1765. (ZA, Zelandia lllustrata, toegangsnr. 80.1, inv. nr. 141). Verklarende woordenlijst Afbeltoenen (afbiljoenen): het maken van een schuine kant aan een houten of stenen element, geschaafd of gehouwen. Belefront: klokkenstoel. Berderen: beschieten van een dak met berd of bert (gekloofd eikenhout voor dakbeschot). Calver (kalf): balkstuk tussen een balk en een daarin geraveelde halve balk, waarin weer een halve balk geraveeld wordt. Carbeel (karbeel of korbeel): kromme schoor tussen een verticaal en een horizontaal onderdeel van een houtconstructie. Culenburchsche steen: in Culemborg aan de Lek stond vanaf de late Middeleeuwen een steenoven, waar van rivierklei stenen werden gebakken. De afmetingen van de voorgeschre ven Culemborgse moppen zijn jammer genoeg niet achterhaald. Per fabriek en per regio waren er maatverschillen. De Zeeuwse mop pen zijn ca. 220 x 110 x 60 mm. De mop pen uit het rivierengebied waren dunner. In 1974 is de Culemborgse steenoven gesloten. Hangereel: een hangend, verticaal element in een kapconstructie. Helm (torenhelm): niet spits- of naaldvor- mige, noch vlakke torenbekroning, maar begrensd door in- en uitgezwenkte lijnen, waardoor bol-, peer-, ei-, ui- en andere koe pelachtige vormen ontstaan. Hoet (hoed): inhoudsmaat, voor(Luikse) kalk 970 liter (Dordtse maat), bestaande uit 12 zakken of 8 tonnen. De Goese hoed kalk is 984 liter. Deze maat is in 1805 aange past aan die van Dordrecht. Ingelsche schaliën: Engelse leien. Deze werden vanaf de zeventiende eeuw ingevoerd. Ze waren hard en dun en van een betere kwaliteit dan de uit Duitsland, Frankrijk en België ingevoerde leien. Makelaer: middenstijl van een kapspant, waarin de nok is ingelaten en de kapbenen, eventueel ook de hoekkepers samenkomen. Mortel (specie): Uit kalk (bindmiddel), zand (vulmiddel) en water samengestelde stof, waarmee stenen tot één geheel worden verbon den, althans met gelijkmatige drukverdeling vastgelegd worden, en die na verloop van tijd in hardheid de steen nabijkomt. Olm: gebrek bij loofhout ten gevolge van schimmel. Rode olm of bruine rot kleurt het hout eerst bruin en daarna zwart, waarna het zijn structuur verliest. Witte olm doet het hout verbleken, het wordt zacht en breekt af. Plansier: uitstekend deel van een muurplaat. Rabatten: met sponning in elkaar grijpen van houten delen of het van een dergelijke groef voorzien van delen. Schaliën: leien voor dakbedekking, kleine dunne platen uit leisteen gekloofd en gehakt. Schaltebert, schalredeck: schaliebord, dak bedekking met leien. Schieter: sleutel van een anker die tegen het muurwerk aandrukt. Schotinghe (schoot): afgeschuinde kant van een muur of een dorpel. Speckich hout (spekhout, spint): buiten ste, minder duurzame jaarringen van een boom. Spije (spie): pin, bout of kleine wig, in het bijzonder de pin die in een gat aan het eind van de balk of bout wordt gedreven teneinde deze op te sluiten. Steektrap: rechte trap, niet verdreven, met twee gelijke bomen. Sterre (ster, star): balkkruis onder torenkap, bestaande uit één overhoeks gelegde balk, waarin loodrecht daarop twee andere stukken zijn ingelaten en onder 45" met de vier daar door gevormde richtingen nog vier balkstukken zijn aangebracht. Stuchout: latei Strijchout, strichout (strijkhout, strijk- balk): uiterste balk van een balklaag, tegen een gevel aanliggend en hiermee en met de naastliggende balk verankerd. Uijtgecreijst: uitgekraagd? Valdeur: luik, om horizontale scharnieren draaiende klep, waarmee men een zoldertrap van boven kan afsluiten. Veer: strop van een anker, oog met strip. Wrochten: scheppen, maken, werken. Noten 1Gemeentearchief Goes, archief Hervormde Gemeente Kattendijke, inv. nr. 110. 2. Heer van Kattendijke en Wijtvliet was Willem Jacob Huijssen van Kattendijke (Middelburg 17 februari 1758-Den Haag 20 mei 1826). Hij was schepen en raad van Middelburg, raad ter admiraliteit in Zeeland, lid van de Staten-Generaal. Bij Soeverein Besluit van 28 augustus 1814 werd hij erkend als Edele van Zeeland. 3. H. Janse, Kerken en torens in Zeeland, Zaltbommel, 1969, pag. 86. 4. Verwezen wordt naar een niet bewaard gebleven model (tekening). Met dank voor de verstrekte informatie aan de heer A.L. Boonman te Goes, o.a. betreffende de gebruikte maten en aan de heer ir. F.G.C. Rothuizen te Baarland voor de hulp bij het definiëren van de inhoud van het plan en het aan de hand van het bestek maken van de tekening, die een beeld geeft van hoe de toren had moeten worden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2013 | | pagina 9