4 Figuur 3. Sint Adrianus op de grafzerk van Adriaen Cornelis Clayssenzoon (gest. 1524) in Kapelle. Foto: Chris Booms, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, naam- of patroonheilige, zoals Sint Adrianus op de zerk van Adriaen Cornelis Clayssenzoon (gest. 1524) in Kapelle (MeMO ID 3305, Figuur 3). Wanneer de figuur op een zerk echter geen heilige afbeeldt, maar de overlede ne zelf, gaat het eerder om een represen tatieve weergave die vooral bedoeld was om het geslacht en de wereldse status van de persoon te onderstrepen, voor zover dat nodig was. Het geslacht bleek uiteraard ook uit de naam in de inscrip tie. Het feit dat men binnen de kerk begraven werd onder een relatief dure grafzerk wees duidelijk op een voorna mere status. Toch vormden kleding en houding een essentieel onderdeel van zulke afbeeldingen, want de overledenen werden standaard 'geportretteerd' in rijke kleding en meestal in gebedshouding, waarbij vrouwen vaak ook nog worden afgebeeld met een rozenkrans als teken van vroomheid. Natuurlijk hadden alleen volwassenen de optie om voor zichzelf een monument te regelen: jonggestorven kinderen waren voor hun nagedachtenis afhankelijk van hun ouders. Soms werden kinderen afge beeld op de grafzerk van hun ouden. Dit maakt zo'n zerk dus heel individueel, maar daardoor ook uitzonderlijker. Een voorbeeld is de dubbele zerk van Jan de tegen de dood. Vanuit religieus stand punt werd de dood niet zozeer gezien als het einde van het aardse leven, maar als het begin van een nieuw en beter leven in het hiernamaals: een wedergeboorte dus. Het was daarom de sterfdag die her dacht moest worden met gebeden voor het zielenheil van de overledene. Hiermee kon de ziel naar middeleeuwse opvattingen sneller het vagevuur verrui len voor de hemel. Bovendien werd leeftijd gezien als iets dat alleen gold voor het leven op aarde. Niet dat leeftijd onbelangrijk was: inte gendeel. De cyclus van het menselijk leven werd door de middeleeuwers graag verdeeld in verschillende levenstrappen. Deze konden variëren van drie langere fases - jeugd, volwassenheid en ouder dom tot wel vier, zeven, tien of twaalf kortere fases. Vier levenstrappen boden een mooie vergelijking met de vier sei zoenen, terwijl twaalf fases weer over eenkwamen met de twaalf maanden van het jaar. De hoeken van middeleeuwse grafzerken tonen soms medaillons met allegorische voorstellingen van de vier leeftijdstrappen. Deze allegorische deco ratie vinden we vooral op Friese zerken. Een mooi voorbeeld in het westen van het land is de zerk van Neeltgen Huyghensdochter (gest. 1567) en Wouter Leenderzoon Kouke Backer (gest. 1577) in de Sint Janskerk in Gouda (MeMO ID 1289, Figuur 2). Hier geeft het vierde medaillon rechtsonder goed weer dat het om een aards fenomeen gaat: een doodshoofd geeft namelijk de laatste fase weer. Toch meenden middeleeuwse theologen dat we deze variëteit in leeftijden niet zouden terugzien in het hiernamaals. Daar zou iedereen uiteindelijk dezelfde leeftijd aannemen, namelijk de veronder stelde leeftijd van Christus: ongeveer dertig jaar. Deze leeftijd gold als het fysieke en mentale hoogtepunt in een mensenleven, in ieder geval voor man nen. Voor vrouwen zag men waarschijn lijk de leeftijd van de heilige maagd Maria ten tijde van de annunciatie als het toppunt van perfectie, namelijk vijftien. Dit paste ook bij de middeleeuwse cultus rondom heilige maagden zoals Catharina, Barbara en Margaretha. Zodoende zal ook vanuit theologisch oogpunt de bereikte aardse leeftijd niet het vermel den waard hebben geleken: bij de verrij zenis van de doden voor het Laatste Oordeel zou dit toch allemaal worden gelijkgetrok ken. We zien dan ook zelden of nooit kinderen in middel eeuwse voorstellingen van het Laatste Oordeel. Portret of idealisering? Het geringe belang dat gehecht werd aan de bereikte aardse leeftijd kan ook deels verklaren waarom de vele middeleeuwse zerken in Zeeland en elders zo weinig idee geven van de leef tijd van de overledene. Er is bij de daarop gegraveerde afbeel dingen dan ook meestal geen sprake van 'portretten' in de moderne betekenis van het woord, dat wil zeggen weer gaven van de overledene met zijn of haar individuele trekjes. In de meeste gevallen is het namelijk zeer onwaarschijnlijk dat de beeldhouwer bekend was met de te gedenken per soon en zijn of haar uiterlijk. Bij sommige afbeeldingen gaat het zelfs überhaupt niet om de overledene zelf, maar om een Figuur 2. Grafzerk van Neeltgen Huyghensdochter (gest. 1567) en Wouter Leenderzoon Kouke Backer (gest. 1577) in de Sint Janskerk in Gouda, met in de hoeken de vier Levenstrappen. Foto: Chris Booms, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2014 | | pagina 4