15
Interieur kerkzaal kerk Sint Anna ter Muiden met zicht op het liturgi
sche centrum (foto: BOEi/ Jan van Daalen).
Interieur toren van de kerk Sint Anna ter Muiden (foto: BOEi/ Jan van
Daalen).
In de afgelopen twee jaar hebben BOEi/
Kerk Klooster en de BHRE zich
eveneens ingezet om het onderwerp reli
gieus erfgoed op de agenda te houden
van de verschillende overheden. Zo is in
juli 2013 een symposium georganiseerd
in de Clemenskerk dat heeft geresulteerd
in een oproep aan de politiek om bij de
komende discussie over de herverdeling
van de loterijgelden toch vooral ook
rekening te houden met het religieus
erfgoed.
Door BHRE zullen in samenwerking
met andere organisaties en stichtingen
(VBMK, BOEi/Kerk Klooster, regio
nale stichtingen, PKN, KNR, Jezuïeten
en bisdommen) ook in de toekomst bij
eenkomsten worden georganiseerd waar
in aandacht gevraagd wordt voor de pro
blematiek van het leegkomende religieu
ze erfgoed. Zo zullen de BHRE en
BOEi dit jaar weer een landelijk sympo
sium organiseren.
Wij zullen de landelijke politieke ont
wikkelingen blijven volgen met betrek
king tot cultureel erfgoed en kansspelbe-
leid en daar waar nodig ons in het debat
mengen.
Een belangrijke vraag is hoe omgegaan
zou moeten worden met het religieuze
erfgoed dat vrij komt. Niet alle monu
menten die leeg komen kunnen direct
behouden worden. Maar welk monu
ment redden we wel en welk gebouw
niet? Of voor welk gebouw worden
overheidsmiddelen ingezet en welk
monument moet de maatschappij of de
huidige eigenaar zelf overeind zien te
houden? Anders gezegd, hoe worden
selectiecriteria bepaald? Naar de overtui
ging van BHRE en BOEi/Kerk
Klooster is het wenselijk dat er tenminste
een representatieve afspiegeling behou
den blijft van de diversiteit aan religieus
erfgoed in Nederland. In opdracht van
de BHRE en BOEi is daarom door
Hylkema Consultants en prof. dr. Nico
Nelissen een afwegingskader gedefinieerd
dat gebruikt kan worden voor de selectie
van te behouden religieus erfgoed. Dit
afwegingskader is gebaseerd op drie
hoofdcriteria:
de mate waarin een object verwijst
naar en getuigt van de religiegeschie
denis van Nederland;
- de mate waarin het object model staat
voor een bepaalde categorie religieus
erfgoed en dus betekenis heeft voor de
religie-identiteit van Nederland;
de mate waarin het object een relatief
onderscheidende betekenis heeft in
verhouding tot andere vergelijkbare
objecten.
Natuurlijk is daarmee het draagvlak voor
een selectief beleid niet gezekerd, omdat
dergelijke afwegingen niet alleen op
nationaal maar ook op provinciaal en
lokaal niveau spelen. Of anders gezegd:
"elk dorp of buurt vindt zijn eigen kerk
het belangrijkst" en daarnaast hebben
ook de huidige eigenaren een (zakelijk)
belang. Feit is dat overheidsmiddelen
niet voldoende zullen zijn om alle
gebouwen te kunnen blijven onderhou
den en dat iedere partij die betrokken is
bij behoud dus keuzes zal moeten
maken.
Het succes van behoud en herbestem-
men van religieus erfgoed staat of valt
met een sterk draagvlak, zowel nationaal,
regionaal als lokaal. Daarbij gaat het niet
alleen om geld, maar ook om vrijwilli
gers die vaak nodig zijn om een kosten
dekkend beheer mogelijk te maken en
zeker ook om de houding en de betrok
kenheid van de huidige eigenaren.