19 namen hun eigen stoeltjes mee, die tref fend preekstoelen heetten. Zij groepeer den zich voor de kansel en hielden de meisjes bij zich. De mannen en jongens stonden aan de zijkanten. In de loop van de zeventiende eeuw kwam daar veran dering in. Zoals al opgemerkt werden ter weerszijden van de regentenbanken ban ken voor hun echtgenotes geplaatst. Voor de overige mannen werden banken geplaatst, elf in totaal. Voor de vrouwen waren stoelen bestemd die in rijen wer den geplaatst. De zitplaatsen in de ban ken werden verhuurd. Ook de plaatsen van de stoelen werden verhuurd maar de kosten van die stoelen waren voor reke ning van de huurders. Het gevolg was dat allerlei stoelen in de kerk te zien waren. In 1719 besloten de kerkmeesters om het maken van stoelen in eigen hand te nemen. Zodra plaatsen vrij kwamen, werden de stoelen vervangen door exemplaren die in opdracht van de kerk meesters waren gemaakt. Daardoor werd bereikt dat het in beginsel uniforme stoelen werden met dezelfde hoogte en breedte. Ter dekking van de extra kosten werd het stoelengeld verhoogd van fl. 1,50 per jaar naar fl. 1,55. In 1761 vond een algehele vernieuwing plaats toen 563 nieuwe stoelen werden geplaatst die 24 stuivers offl. 1,20 per stuk kostten.4 In 1914 werden de stoelen vervangen door banken met kussens die minder duur in onderhoud waren. Het aantal zitplaatsen op de begane grond werd daardoor iets teruggebracht van 300 tot 248. Het tota le aantal zitplaatsen was toen negenhon derd. Na de restauratie die in 1958 werd afgesloten, zou dat zevenhonderd wor den door het opruimen van een deel van de banken op de begane grond. In 1994 werden de banken verwijderd en ver vangen door de huidige stoelen die op meer aantrekkelijke wijze kunnen wor den gegroepeerd. Het betalen van zitplaatsengeld is nog lang in gebruik gebleven als een inkom stenbron voor de kerkvoogdij. De ban ken op de galerij, rechts van het huidige orgel, de meest onaantrekkelijke van de hele kerk, waren bestemd voor de wees kinderen. De banken tussenin, in totaal vijf rijen, waren allemaal vrij, behalve de drie rijen recht tegenover de kansel die nog wel enige aantrekkelijkheid hadden. Deze kostten een gulden of fl. 2,50. De banken helemaal aan de andere kant van de bovenbouw, waren de zitplaatsen van de armen. Waar nu het orgel staat, ston den ook banken. In een ervan zat de weesvader die zo doende toezicht kon houden op de wezen. Zijn collega, de vader van het Hervormde Armengesticht aan de Hoge Molenstraat, zat ook dicht bij de armen om hen in het oog te hou den. De zitplaatsen in deze banken kost ten twee of drie gulden. De vijf hang- bankjes tegenover de kansel deden fl. 3,60. Beneden waren de zitplaatsen iets goedkoper. Een zitplaats in een van de banken ter weerszijden van de kansel kostte fl. 2,50 en in een van de drie ach terste banken drie gulden. Duurder waren de banken die achteraan aan de beide zijden stonden en waarvoor vijf gulden per jaar werd betaald. Een zit plaats in de herenbank kostte vijftien gulden en in de vrouwenbank fl. 3,60. De kerkvoogden zaten in de bank ach teraan aan de linkerzijde van de kansel en hun dames mochten voor hen zitten. Vanaf 1921 mochten de kerkvoogden en notabelen in de regentenbanken plaats nemen en werden deze aan de verhuur onttrokken. De ouderlingen zaten ter linkerzijde in de tuin en op het plekje voor hen zat degene die collecteerde. De voorlezer stond voor de kansel maar tij dens de preek zat hij voor de diakenen die rechts van de kansel zaten (en zitten). De koster tot slot had zijn zitplaats naast de voorlezer en de kerkganger die echt helemaal vooraan wilde zitten, kon de plaats aan de andere zijde huren voor zegge en schrijve twee gulden en zijn stijve nek niet op de koop maar op de huur toe nemen. Voor de verlichting waren drie koperen kronen aanwezig. In 1729 kreeg de Kleine kerk een legaat van 3.000 gulden. Anna Drielenburg, weduwe van Hugo Verboom, woonachtig in Rotterdam maar afkomstig uit Zierikzee, liet een bedrag na voor het vervaardigen van avondmaalszilver. Er bleef nog genoeg geld over om twee sierlijke koperen kro nen te laten maken. In 1764 werden houten blakers vervaardigd om kaarsen op te zetten. In 1857 werd gasverlichting aangebracht en werden de fraaie kronen voor een luttel bedrag verkocht. In 1927 werden de gaslampen vervangen door koperen kronen, die werden herge bruikt voor de elektrische verlichting die in 1934 in gebruik kwam. De kronen werden op hun beurt in 1958 vervangen door moderne lampen.5 Dat er nu weer vier fraaie koperen kronen te zien zijn, is te danken aan een inzamelingsactie die in 1981 zijn afsluiting vond. Een orgel kende het kerkgebouw, in tegenstelling tot de Grote kerk, niet. Eerst vanaf 1887 was dat het geval toen door de firma L. van Dam en zonen uit Leeuwarden een fraai orgel werd gebouwd. Vanaf 1875 had men zich beholpen met een gehuurd orgeltje. Uit de gelden bijeengebracht voor de hulp verlening na de watersnoodramp van 1953 kreeg de Gasthuiskerk een nieuw orgel. Het laat zich raden dat dit orgel tijdens die rampdagen geen spatje water had gekregen. Maar er zijn mindere bestemmingen voor overtollige gelden. De Deense orgelbouwer Marcussen Son uit Aabenra mocht het huidige orgel in 1964 bouwen. Ingrijpende restauraties van het kerkge bouw vonden plaats in de periode 1949- 1958 en in 1992-1994. De laatste was noodzakelijk wegens de bonte knaagke- ver die zich verlustigd had aan de bal ken. De kosten van die laatste restauratie bedroegen bijna anderhalf miljoen. Wanneer we weten dat die aanvankelijk was begroot op 234.000 gulden dan stijgt onze bewondering voor wat het beestje in dit kerkgebouw heeft weten te presteren. Van die anderhalve miljoen werd 1,1 miljoen gedekt door subsidies van de overheid, de kerkelijke gemeente droeg zelf een ton bij en het resterende bedrag was afkomstig van andere gulle gevers. Tot slot werd het dak in 2000- 2001 gerestaureerd voor bijna een half miljoen gulden, waarna in 2003 nog de restauratie van de westgevel volgde. De consistorie werd in 1854 aange bouwd. Daar was ook het zogenaamde domineeskamertje, het vertrekje waar de predikant zijn toga om kon doen. Trouwens, naast de kansel bevond zich een deurtje waardoor de dominee recht streeks bij de kansel kon komen. Dat er niet eerder een consistorie nodig was, lag in het feit dat de kerkenraad voor de dienst niet samenkwam. Alle ambtsdra gers gingen bij binnenkomst naar hun zitplaatsen net zoals de predikant recht streeks naar de preekstoel ging. Voor de kerkelijke activiteiten had de Hervormde gemeente vanaf 1933 het Verenigingsgebouw aan het Vrije in gebruik. Het werd te duur en was te groot. Om een meer directe binding met het kerkgebouw tot stand te brengen, werd in 1986-1987 achter de kerk een kerkcentrum bijgebouwd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2014 | | pagina 19