20 De kerkgangers Het christelijk geloof neemt, zo lang Zierikzee bestaat, een belangrijke plaats in. Ook hier stond de kerk, de Sint Lievensmonsterkerk, in het midden. Dat was de plaats waar de Zierikzeeënaars werden gedoopt, waar ze trouwden en waar ze hun laatste rustplaats vonden. Van dat geloofsleven getuigen ook de stichting van kloosters en geestelijke instellingen waaronder het Bagijnhof. Ze gaven niet alleen uiting aan het geestelij ke leven, ze illustreren ook dat Zierikzee in de middeleeuwen een grote stad was. De grootte van de kerk van het gasthuis is daarvan een illustratie. In omvang kan deze kerk zich meten met de Gasthuiskerk in Middelburg terwijl die in andere Zeeuwse steden allemaal klei ner waren. Toen in 1572 Zierikzee aan de zijde van de Prins van Oranje werd gebracht, moesten de rooms-katholieken hun plaats delen met de gereformeerden. Onder leiding van de predikant Herman Moded, voormalig katholiek geestelijke, werd de reformatie in Zierikzee en op Schouwen en Duiveland doorgevoerd. In 1575 sloegen de Spaanse troepen het beleg voor Zierikzee. Na negen maan den moest de stad zich overgeven. De bezetting duurde niet lang omdat de Spaanse soldaten geen soldij meer kregen en wegtrokken. Eind 1576 was de eerste predikant, Gerardus van Cuilenburg, al weer terug. De bezittingen van de katholieke instellingen, waaronder de kerkgebouwen, werden geconfisqueerd en kwamen ter beschikking van de gere formeerden terwijl het beheer in handen van de overheid bleef. Uit deze geestelij ke goederen werd het onderhoud van de kerken en de traktementen van de predi kanten betaald. De openlijke uitoefening van de rooms- katholieke eredienst werd verboden maar niemand werd, zoals voorheen, vanwege zijn geloof vervolgd. Velen weifelden en ook al woonden zij de gereformeerde kerkdiensten bij, dan nog aarzelden zij om belijdenis af te leggen, mede vanwe ge de tucht waaraan zij zich moesten onderwerpen. In het eerste kwart van de zeventiende eeuw verdwenen die aarze lingen. Vanaf de zeventiende eeuw omvatte de Nederduits gereformeerde gemeente driekwart van de bevolking en daar zou in de komende eeuwen weinig aan veranderen. Vanaf de eerste helft van de zeventiende eeuw kreeg een vrome levenswandel nadruk, samen met de inrichting van de samenleving naar Gods Wet. Werken op zondag werd aan ban den gelegd, uitspattingen tegengegaan en het kerkelijke leven bevorderd. In veel opzichten ging de Gereformeerde kerk verder in het rooms-katholieke spoor. Ook nu werden de kinderen zo snel mogelijk na de geboorte gedoopt, als regel op de zondag erna. Daarom was als regel alleen de vader aanwezig. Zoals de bruidsparen voorheen door de pries ter in het huwelijk werden verbonden, deed nu de gereformeerde predikant dat. Anders ging het met de dagelijkse mis die vervangen werd door het avondmaal. Die werd viermaal per jaar bediend. Voor de bediening gingen de predikan ten, ieder met een ouderling, de huizen van de lidmaten langs om huisbezoek te doen en hen op te wekken daaraan deel te nemen. Ook informeerden zij naar de redenen die de deelneming aan het avondmaal zouden kunnen beletten. Zij brachten verslag uit in de kerkenraads vergadering die zo nodig besluiten nam over het afhouden van het avondmaal. Twist en tweedracht konden niet wor den geduld en daarom werden overtre ders vermaand zich te verzoenen. Wie zich niet liet overtuigen, mocht niet deelnemen aan het avondmaal, net zo lang tot hij beterschap beloofde en dat liet blijken door zijn schuld te belijden. De tuchtuitoefening ging over alle ter reinen van het leven. Het echtpaar dat te snel na het huwelijk verblijd werd met de geboorte van een kind werd afgehou den van het avondmaal wegens overtre ding van het zevende gebod. Wie laster lijke woorden sprak tegen zijn buurman of buurvrouw werd verplicht zich te verzoenen. Al die maatregelen werden genomen omdat een gereformeerd chris ten heilig dient te leven. Wie Christus als zijn Zaligmaker wilde aanvaarden, moest leven naar Gods geboden. Het effect van de censuur was groot. Afhouding van het avondmaal werd algemeen als een grote schande ervaren en velen zorgden er dan ook voor om er niet mee in aanraking te komen. Daar waar de overheid niet kon ingrijpen, deed de kerkenraad dat met als gevolg dat de sociale cohesie in de samenleving sterk was. De predikanten en kerkenra den lieten zich vele malen aandienen bij het stadsbestuur om maatregelen te vra gen om Gods geboden in het dagelijkse leven weerklank te laten vinden. In veel was de magistraat hen ter wille, zoals het sluiten van de stadspoorten op zondag en een volstrekte rust tijdens de kerkdien sten wanneer de herbergen gesloten moesten blijven. Kerkdiensten Elke zondag werden er in totaal vijf kerkdiensten gehouden in de Grote en Kleine kerk, te beginnen met de vroeg- beurt om zeven uur die in het bijzonder bedoeld was voor het dienstpersoneel. De catechisaties vonden plaats op zondag en maandag. Ook op woensdag en vrij- Het oostelijke toegangsportaal en de trap naar de galerij met zeventiende-eeuws houtsnijwerk, c.1975 (foto: J.D.C. Berrevoets, Collectie Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, BE 2661).

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2014 | | pagina 20