1 Kerkkappen in Nederland 25 Huib Uil Het dak van de Nieuwe Kerk in Zierikzee staat prominent op de voorkant. Zelden zal het zo gemakkelijk zijn een kerkdak te fotograferen als in Zierikzee. Vanaf de Sint Lievensmonstertoren is het een fraai ge zicht om het gehele dak goed op de foto te zetten. Historische kappen waren al eerder onderwerp van studie. De grote kenner van monumentaal Nederland, H. Janse, heeft er een aantal publicaties aan gewijd. Daarmee bestreek hij de periode 1000-1940. Janse was een groot kenner. In 1994 liep ik met hem de trappen op van de Sint Lievensmonstertoren. Ik had hem gevraagd of hij een artikel in het historisch jaarboek van Schouwen-Duiveland over de bouwgeschiedenis van de toren wilde schrijven. Hij wilde dat doen maar daar voor nog eens de toren bekijken. Aan de hand van de treden wist hij feilloos te vertellen uit welke Belgische groeven de stenen kwamen en zodoende kon hij de periodes waarin de toren werd opgebouwd nader dateren. De architectuur- en bouwhistoricus dr. ing. Ronald Stenvert heeft zich opnieuw in kappen verdiept en wel van kerken. Dat gebeurde in het kader van een onder zoeksproject rond grootschalige restaura ties, uitgevoerd in de jaren 2009 tot en Ronald Stenvert met 2012. Het resultaat is een nieuw boek waarin de periode 1800-1970 wordt belicht. Het is een uitgebreid overzicht van de Nederlandse kerkkappen in de negentiende en twintigste eeuw. Vooral de technische ontwikkelingen en de vormge ving krijgen veel aandacht. Naast de foto's maken vooral de constructietekeningen veel indruk. In de negentiende eeuw werden veel ker ken gebouwd. Die staan dan ook centraal in het eerste deel van het boek. De cul tuurhistorische context krijgt daarin ruime aandacht. Het tweede deel gaat vooral in op de techniek en de ontwikkelingen in de dakconstructies. 1970 is als eindjaar gekozen omdat toen de grote stroom aan nieuwbouw stopte en nog niet was begon nen met het afstoten en slopen van de vele vrijgekomen kerken. In het derde en laat ste deel gaat het over de invulling die de architecten gaven aan de hen gestelde op gaven. Daar komt ook de twintigste eeuw ruim aan bod. In dat kader maakt de au teur ook vergelijkingen met kapconstruc ties voor andere gebouwen. Instructief is dat de auteur veel begrippen uitlegt en dat er een verklarende woordenlijst is opgeno men. Illustratief is een kaart van Nederland met daarop de gemeenten met de meeste kerk gebouwen. In Zeeland gaat de Gemeente Sluis voorop met 35, gevolgd door Schouwen-Duive land met 34, Terneuzen met 31 en Veere met 30 kerken. Sluis staat daarmee in de top-tien van Nederland. Schouwen-Duiveland en Walcheren hebben de meeste middeleeuw se kerken. In totaal gaat het in Zeeland om 280 kerkgebouwen. Onze provincie heeft, na Friesland, de grootste 'kerkdichtheid' als het aantal inwoners wordt meegerekend. Veel oude kerken zijn afgebroken om plaats te maken voor nieuwe. De auteur presenteert de Nieuwe Kerk in Zierikzee als het meest sprekende voorbeeld. Na de brand in 1832 volgde afbraak. In de plaats ervan verrees de Nieuwe Kerk. Stenvert noemt in dat kader als bouwperiode 1835- 1848, maar beter is 1845-1848 aan te hou den (zie het artikel over de Nieuwe Kerk hiervoor). De kap van de kerk is een zogenaamd springwerk, een overspan- ningswerk waarbij de doorgaande trekbalk aan de kapvoet ontbreekt. Een tekening van de doorsnede illustreert dit. Een der gelijke constructie was zeer geschikt voor een gestukadoord tongewelf dat de Nieuwe Kerk tot 1932 had. De kap heeft een dakhelling van 45° en een overspan ning van 19.05 meter. De trekbalk boven in de kap heeft een dikte van 30 x 24 cm., wordt door korbelen ondersteund en heeft in het midden een makelaar. Via deze makelaar lopen kruisschoren naar de schenkels van het schenkelspant. Tegen dit spant zijn de latten aangebracht, oorspron kelijk voor het gestukadoorde plafond. Zierikzee komt ook nog aan de orde van wege de Emyspanten die in 1839 werden gebruikt in de Weverij, net zoals de Nieuwe Kerk aan het Kerkhof gelegen. In het boek wordt verder onder meer aan dacht geschonken aan kerken in Goes en Vlissingen. In de Jacobskerk in die laatste stad werd na de brand in 1911 een replica aangebracht van het tongewelf uit 1839. In de kap werd nieuw Russisch eikenhout verwerkt. Ronald Stenvert, Kerkkappen in Nederland 1800-1970, Uitgeverij WBooks i.s.m. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, 2013, 180 p„ ISBN 978-90-663-0723-0, 29,95.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2014 | | pagina 25