Bouwkundige onderwerpen Gietijzer F.G.C. Rothuizen Je mag wel zeggen dat bijna iedereen bekend is met het materiaal gietijzer al was het alleen al door de gietijzeren voorwerpen die in bijna elk huis worden aangetroffen zoals kachels en braadpan nen. Minder bekend is de toepassing van giet ijzer in kerken en dat biedt nu, bij het gereedkomen van de restauratie van de Nieuwe kerk in Zierikzee, een goede mogelijkheid om aan het aldaar toege paste gietijzer wat aandacht te besteden. Maar eerst wordt het materiaal zelf besproken. Kort gezegd is gietijzer het resultaat van het smelten van ijzererts tot ruw ijzer en daarna het "raffineren" tot gietijzer. Reeds in de verre oudheid was men bekend met dit materiaal, zij het dat de productiemethoden verre van volmaakt waren. In Nederland, langs de Oude IJssel, werd de grondstof ijzeroer gevonden en op de Veluwe zijn sporen aangetroffen die wij zen op het maken van ijzer. In Europa werd ijzererts gewonnen in Zweden, Engeland en Duitsland en dit werd onder meer naar Nederland geëx porteerd werd voor verdere bewerking. Het genoemde ijzeroer bestaat uit ijzer oxide vermengd met zand. Ijzererts bestaat nooit uit zuiver ijzer (Fe) maar bevat ook andere stoffen zoals sili cium, mangaan, fosfor, zwavel en kool stof, waarvan de laatste de belangrijkste is bij de fabricage van ijzer en staal. Aanvankelijk werd het ijzererts gesmol ten in vrij primitieve ovens die laags gewijs met houtskool en erts werden gevuld. Het resultaat was 'grauw ruw- ijzer' en 'wit ruwijzer'. De ontwikkeling van de (hoog)ovens ging door. Houtskool werd een schaars product als gevolg van de ontbossing en daarom werd vanaf 1750 overgegaan op cokes met als groot voordeel dat ook hogere temperaturen konden worden verkregen die bovendien door het in brengen van lucht nog werden versterkt. Denk aan de dorpssmid die het vuur goed kon opstoken met zijn blaasbalg. Het grauw ruwijzer, dat goedkoop was, werd vervolgens verder gezuiverd (ver edeld) door het opnieuw in met cokes gestookte ovens te smelten. Cokes werd verkregen door steenkool te verhitten zonder dat daar lucht aan te pas kwam. Er werden speciale cokesfabrie- ken gebouwd zoals in Sluiskil; de aldaar gewonnen cokes werd naar de staal fabrieken in Lotharingen vervoerd. Door allerlei nieuwe technieken was men in staat om o.a. het koolstofgehalte in het ijzer te beinvloeden en daardoor kreeg men verschillend soorten ijzer. Ijzer met weinig koolstof werd 'wel- of smeedijzer' genoemd, met wat meer koolstof'staal of hard ijzer' en met een koolstofpercentage van ca. 3 tot 5 pro cent 'gietijzer'. Gietijzer is bros en kan geen trekkrach ten maar wel drukkrachten opnemen zoals dat bij gietijzeren kolommen het geval is. Dankzij de technische ontwikkelingen van het ijzer en staal was men in de 19e eeuw in staat om totaal nieuwe gebou wen, bruggen, torens, locomotieven en nog veel meer te bouwen zoals in Amsterdam waar het Paleis voor De rode spiltrappen in de kerk die naar de zol der leiden zijn echte sieraden, zij zijn opge bouwd uit gestapelde 'taartpunten' die de tre den vormen. De trapbordessen worden ge vormd door meerdere 'taartpunten' die naast elkaar zijn aangebracht. Het is wel jammer dat de trappen een beetje verstopt zijn want ze zijn zonder meer fotogeniek. Het ronde raampje in het trappenhuis kon als speelse noot niet achterblijven en werd uiter aard uitgevoerd in gietijzer (Deze en andere foto's F.G.C. Rothuizen). Tussen de zuilen aan de voorzijde van de kerk vindt men het monumentale hekwerk met de zware gietijzeren kolommen uit 1864. Het is een stoer geheel dat suggereert dat er veel te beschermen valt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2014 | | pagina 26