4 Het interieur, 1914. (foto: H. Misset, nr. ZM 0988). meter natuursteen. In augustus 1836 waren de muren tot ongeveer achttien meter opgetrokken. Toen kwam Huijsers in de problemen. Op pijnlijke wijze werd duidelijk dat hij het werk niet kon voltooien voor de opgegeven prijs. Daarbij speelde ook een rol dat hij afhankelijk was van plaatselijke aanne mers die met lede ogen hadden toege zien hoe het werk aan hun neus voorbij was gegaan. De kerkvoogdij moest con cluderen dat hun architect 'een slegt rekenaar en uitvoerder' was. Huijsers vertrok met de noorderzon en werd in staat van faillissement verklaard. In september 1837 werd het werk opnieuw aanbesteed maar ook nu week de begroting sterk af van de laagste aan nemingssom. De afwikkeling van het faillissement van Huijsers, van wie de nog niet verwerkte materialen op het werk waren, vergde veel tijd. Het juridi sche steekspel duurde tot 1844 toen een akte van dading werd getekend. Bijna acht jaar had het juridische steekspel geduurd. Ondertussen waren de muren van de niet afgebouwde kerk en de grote steenhopen de stille getuigen van deze onverkwikkelijke affaire. Het leverde de kerkvoogdij genadeloze kritiek op en inderdaad was het gebrek aan bouwkun dige kennis en inzicht de kerkvoogden zwaar aan te rekenen. De afbouw en ingebruikneming De stadsarchitect van Middelburg, G.H. Grauss, werd gevraagd om plannen voor de afbouw te maken. Zijn voorstellen werden beoordeeld door de hoofdinge nieur van de Waterstaat in Zeeland, A. Caland. Hij was het die de plannen van Grauss aanzienlijk bijstelde. Het moest geen kruiskerk maar een zaalkerk wor den en ook zorgde hij ervoor dat de zui len aan de voorzijde, die Grauss had geschrapt, gehandhaafd bleven. Calands opzichter J. Bourdrez maakte nieuwe tekeningen naar de inzichten van zijn chef. De kerkvoogdij en Grauss restten niets anders dan met de plannen in te stemmen. De kerkvoogdij had zijn les geleerd: dit keer werden uitsluitend Zierikzeese aannemers gevraagd om in te schrijven. Op 22 november 1845 vond de aanbe steding plaats. P. van der Linden was de goedkoopste voor 53.000 gulden. Het gedeeltelijk afbreken van de kerk wekte opnieuw de spotlust op. De plaatselijke Zierikzeesche Nieuwsbode was daarin de kampioen: 'Men moet intusschen te Zierikzee komen, om van dwaasheden te hooren In mijne jeugd hoorde ik veel vertellen van Kamperstreken, maar ik moet bekennen, onpartijdig, eer wie die eer toekomt: Zierikzee spant de kroon!'. De afbouw verliep vlot. Eind augustus 1847 was de inrichting gereed en kon den de schilders aan de slag. Voor fl. 13.600 leverde de firma Kam Van der Meulen uit Rotterdam een fraai orgel, waarvan de bouw eveneens voorspoedig verliep. In de vorm van werkverschaffing werd het terrein, nu Kerkplein genoemd, in orde gebracht. Op zondag 21 mei 1848 vond de ingebruikneming plaats. In een overvolle kerk met meer dan dui zend luisteraars preekte ds. G.C. Droogleever Fortuijn hij had in 1832 ijverig meegeholpen met het blussen over Psalm 26 8a 'Heere! ik heb lief de woning van Uw huis'. Op zondag 7 november volgde de ingebruikneming van het orgel, ook toen onder leiding van ds. Fortuijn. De totale bouw met bijkomende kosten kwam uit op fl. 156.659,94)4. Voor heel wat minder was restauratie mogelijk geweest. Gebreken Al snel bleken de gebreken van het kerkgebouw. Bij een volle kerk waren er weinig klachten, maar bij een matig kerkbezoek bleek de predikant achterin nauwelijks te verstaan, vooral door de galm. Besloten werd een proef te nemen met een andere plaats van de kansel die onder het orgel stond. Uiteindelijk bleek De Nieuwe Kerk werd vaak gebruikt voor grote bijeenkomsten. Ter gelegenheid van honderd jaar onafhankelijkheid in 1913 sprak mr. S.J.M. van Geuns (nr. ZG 0109). Ter herinnering aan gevierd te Zierila

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2014 | | pagina 4