De kerk van de H. Maria Tenhemelopneming
te Graauw
3
G.J. Lepoeter
Het huidige dorp Graauw de geschie
denis van de middeleeuwse, door over
stromingen verdwenen polders en neder
zettingen ter plaatse laten we buiten
beschouwing is een relatief jonge
plaats. Het dorp ontstond tegen het eind
van de zeventiende eeuw aan de schei-
dingsdijk tussen twee pas opnieuw
bedijkte polders, in 1684 de Melopolder
en in 1687 de Willem-Hendrikspolder.
1) Graauw was in de middeleeuwse peri
ode mogelijk een parochie die behoorde
aan de abdij van Ter Doest. Meer aanne
melijk is echter dat bij de uithof van Ter
Doest in het gebied van Graauw een
kapel stond.
Na de nieuwe inpolderingen behoorden
de in overgrote meerderheid rooms-
katholieke inwoners van het dorp en het
omliggende gebied tot de parochie
Hulst. Door de gestaag toenemende
bevolking werd de behoefte aan een
eigen parochie en kerkgebouw echter
steeds sterker gevoeld. Ook de uitge
strektheid van het gebied en de grote
afstand tot de kerk in de stad Hulst
vormden in toenemende mate een
belemmering voor een geregelde kerk
gang. Vooral gedurende de winterperio
de waren het de slecht begaanbare
wegen die voor veel problemen zorgden.
Op 1 oktober 1795 werd het gebied (in
die tijd Staats-Vlaanderen) officieel inge
lijfd bij het Franse keizerrijk. Deze toe
stand zou tot 1814 voortduren.
De katholieke kerk in het Land van
Hulst behoorde sinds 1559 tot het
(nieuw opgerichte) bisdom Gent. Strikt
genomen is dit tijdens de Reformatie zo
gebleven ook al werkte de Republiek de
openbare uitoefening van de katholieke
religie zoveel mogelijk tegen. Als gevolg
van het concordaat van 15 juli 1801 tus
sen paus Pius VII en Napoleon omvatte
dit bisdom de departementen Leie en
Schelde. In 1832, nadat België in 1830
onafhankelijk was geworden, zou hierin
verandering komen. Het bestuur over de
parochies in Zeeuws-Vlaanderen werd
toen overgedragen aan de pauselijke
zaakgelastigde te Den Haag. 2)
Stichting van de parochie Graauw
In 1804, midden in de periode van de
Franse overheersing, was de tijd rijp
voor daadwerkelijke verandering. Door
de Franse overheid werd het stichten van
een zelfstandige parochie in iedere
afzonderlijke commune gestimuleerd.
Op desen dertigsten Germinal het twaalfde
Jaar (20 april 1804) verschenen voor
Marcus Cardon, notaris te Hulst en aan
gesteld voor het Departement der
Schelde, enerzijds Jan Christoffel Neeteson,
rentmeester der goederen van de Bataafsche
Republicq gelegen binnen het gemelde arron
dissement, anderzijds Jacobus Annaert,
Judocus Leenknegt, Cornelis Rosseel, Pieter
de Beule, Brixius de Maet, alle landlieden
woonende in de commune de Grauw en
Langendam. De rentmeester Neeteson
droeg bij akte van genoemde datum in
eeuwigen erfpagt over aan de vijf landlie
den, die handelden voor hun en hunne
mede doenders zijnde van de Roomsche
gemeente binnen de gemelde commune de
Grauw en Langendam, den nomber van
Salvo Justo negenendertig ares negenenzestig
centiares lands. Dit omtne daar op te
bouwen eene Kerke of Capel ter oejfening van
den Roomschen Goddienst. Het stuk grond
lag aan de oostzijde van de Grauwsche
Straat, de tegenwoordige Dorpsstraat. De
jaarlijkse erfpacht bedroeg eenentwintig
francs, zestien centimes en veertig decentimes,
voor het eerst te voldoen op den negenen
twintigsten Brumaire het dertiende Jaar (20
november 1804). 3)
Kerk en toren, gezien vanuit het zuidwesten