t, yy*fy. 2*^ (f a.-, c.*-, vt Z;,;V w-, y)'s Éde*. /-< 10 in een streek of stad of met voorkeur van een predikant. Een aanwijzing van een synode lijkt mij niet waarschijnlijk. Zoals Van Swigchem stelt kon bij ge bruikmaking van een doopstoel de gemeente, nu niet gehinderd door de dooptuin, de bediening van de doop veel beter volgen. Daar zich dan ook beter bij betrokken voelen. We willen hier nog iets aan toevoegen. De verrichting van de doophande- ling door de predikant, terwijl hij op de preekstoel stond, legde een extra nadruk op de onverbrekelijke samenhang van Woord(bediening) en doopsacrament. Dit is dan wel een andere benadering dan de hierboven aangehaalde uitspraak van Van Swigchem dat de doopbediening aan de voet van de preekstoel betekende dat deze handeling ondergeschikt was aan de prediking. Doopstoelen in Zeeland Wemeldinge. In de kerkenrekening over het jaar 1608 komt de volgende post voor: Item noch betaelt aen Adriaen Anthonis- sen ende dat over coope van slijckhout ende van wageschot om aen den predickstoel te repareren ende de kinderen daer op te doopen ende noch pilaerkens daer toe ende vierkatide ribben om de clapheckens te maecken ende noch ander hout daer toe ten behoeve van de kercke. Er werd een bedrag van 2.6.8 voor betaald. Er werd bij de preekstoel een plateau gemaakt, rustend op pilaerkens, om de kinderen daarop te dopen (een doopstoel). De clapheckens heeft mogelijk betrekking op een inklapbare omheining van de doopstoel. Omstreeks 1655 werd de kerk voorzien van nieuw meubilair: preekstoel, doop tuin, herenbanken. We weten niet of de doopstoel toen gehandhaafd is.7) Biezelinge. In 1765 was er aan de kerk te Biezelinge een grote hoeveelheid achter stallig onderhoud. Zowel aan de buiten zijde als binnen in de kerk moest op veel punten reparatie- en onderhoudswerk worden verricht. Het uitgebreide bestek van de werkzaamheden is bewaard geble ven. Artikel 12 geeft onder andere aan het maken van een geheelen nieuwen tuijn met de Ambagts Vrouwe Zitplaats. In artikel 13 lezen we: Aan weederzijde van de Predikstoel zal hij (de aannemer) moeten maaken een Bordes en trap volgens de neevensgaande teij- keninge. Een om op de Preekstoel te coomen ende andere om de kinders voor den H. Doop te konnen heffen.. De tekst laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Naast de preekstoel moest een bordes met een trap gemaakt worden, een doopstoel dus, bestemd om daarop de kinderen ten doop te heffen. Het kind moest worden opgeheven om de predi kant in staat te stellen de doop staande op de preekstoel te bedienen. De tekening waarnaar in het bestek verwezen wordt, is niet bewaard gebleven. Het is zeer waar schijnlijk dat de doopstoel gemaakt moest worden ter vervanging van een eerder exemplaar.8) Vlissingen. Joos van Laren de Jonge (1586-1653) was predikant te Vlissingen van 1619 tot 1653. In 1670 bracht zijn zoon, stadsdrukker Abraham van Laren, 52 van zijn preken uit onder de titel Lil predicatiën over bysondere Texten door mr. Joos van Laren. Op de titelpagina van deze uitgave een niet gesigneerde en ongeda teerde kopergravure van een kerkdienst in de Sint Jacobskerk te Vlissingen. Duidelijk zichtbaar is de doopstoel met trapje voor de preekstoel en het hoog aan de preek stoel bevestigde doopbekken. In het kerkelijke archief is tot nu toe geen bewijs van de aanwezigheid van een doopstoel in de kerk gevonden.9' Doopstoelen elders in het land Om een vergelijk te hebben van de situatie in Zeeland met het overige deel van Nederland en omdat we nergens een overzicht gevonden hebben van plaatsen waar men van een doopstoel gebruik heeft gemaakt, hebben we getracht een aantal gegevens te verzamelen. Het mag duidelijk zijn dat we hiermee niet pretenderen een volledig overzicht te kunnen presenteren. Het is trouwens zeer waarschijnlijk dat er kerken zijn waar in de beginperiode van de Reformatie een doopstoel werd gebruikt, terwijl hierover geen gegevens meer zijn te achterhalen. Gelderland Culemborg. Grote of Barbarakerk. O.J. de Jong schrijft in zijn studie over de Refor matie in Culemborg aangaande de situatie in de zeventiende eeuw het volgende: De preekstoel kan niet hoog geweest zijn, want de predikant bleef er op staan als hij de Doop bediende; het bekken was boven aan de rand van de kansel in een ijzer bevestigd. Misschien stonden de doopheffers op een verhoging of werd het kind omhoog gereikt, maar een hoog teverschil van meer dan een meter is vrijwel uitgesloten. Voor de predikant was dat gemak kelijk: hij hoefde niet naar beneden te komen voor de Doop. In 1647 bleek 'het banxken on der de stoel'gerepareerd te moeten worden. De magistraat besloot van deze gelegenheid gebruik te maken om de plaats van het doop bekken te veranderen. Het werd nu aan de voet van de kansel aangebracht. Daarover ontstond een hevige twist met de predikanten, vooral met De la Cave. Hij klaagde zijn nood aan degraaf-regent die teArolsen vertoefde. Op zijn klachten beval de graaf een onderzoek, waarom de magistraat door de kerkmeester had 'doen affsmijten de plaets des Doopbeckens van daer die geweest is boven aent gestoelte 't sedert de Reformatie' rp f r y ir- rA->- -*■ M-*-*' -i »-, I fj£*y »-» tL O-% v £-V V-* Vt-r-, Z-C- e t J I JL *- 'L<A(Xt C - 'Z. i.' jl- <y t- A >1. -T-* *<-->> J 'W-VJUVJL-v-j Jut Cyy él. O >1 MÊ^^nÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊM Bestek om de kerk van Biezelinge te Repareeren Ao. 1765, artikel 13. (GA Kapelle, RAZE 2952, nr. 43.)

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2015 | | pagina 12