11
Montfoort, Grote of Sint Janskerk. Anonieme tekening (ged.), zonder
jaartal. Het doopbekken hoog aan de preekstoel, links van de preek
stoel de doopstoel. (Van Swigchem, Een huis voor het Woord, pag. 256. FotoT.
Lepoeter-Boes.)
Het is uit deze tekst duidelijk dat er in
Culemborg vanaf de Reformatie sprake
was van het gebruik van een doopstoel.
Het is tevens een goed voorbeeld van de
bemoeiing van de burgerlijke overheid
met kerkelijke zaken.I0)
Groningen
Groningen-stad. Der Aa-kerk. Er is be
waard gebleven een bestek voor het ma
ken van een nieuwe preekstoel en doop
stoel, gedateerd 6 mei 1672: Besteck ofte
Conditiën waer na de heeren Borgemesteren en
raadt in Groningen gedencken door de heeren
Gecommitteerden te besteden een nije predick-
stoel en doepstoel met desselves ancleve van
dien, soo gemaeckt en gesetted sal worden in de
A.Kercke, daer de annemer sal worden ange-
wesen, alles op volgende conditiën. Aannemer
werd Thomas Jacob voor een bedrag van
1070 gulden.19
Leek. Uit een overzicht van bouwkunst
in Groningen over de periode 1594-1795
blijkt dat in 1752-1753 in de kerk van
Leek een nieuwe preek- en doopstoel
werd gemaakt.12)
Niezijl. In het dorpje Niezijl werd in
1651 een zelfstandige kerkelijke gemeente
gesticht, los van Grijpskerk waartoe het
kerkelijk tot die tijd behoorde. In 1661
werd in Niezijl een aanvang gemaakt
met de bouw van de kerk. De kosten van
bouw en inrichting werden volledig door
de provincie Stad en Lande betaald. De
provinciale uitgavenboeken waarin alles
nauwkeurig is vastgelegd, zijn bewaard
gebleven. Hieruit blijkt dat het interi
eur van deze nieuwe kerk werd gemaakt
door Augustinus Thomas, kistenmaker der
provincie, in zijn werkplaats in de stad.
Hij ontving bijna 1500 gulden voor een
nieuwe preekstoel, een doopstoel, enkele
banken en een tafel. De inwijding van de
kerk vond plaats op 13 augustus 1664.13)
Overijssel
Deventer. Sint-Nicolaas- of Bergkerk.
In Museum de Waag te Deventer bevindt
zich een anonieme afbeelding van het
kerkinterieur uit de achttiende eeuw.
Hierop is een doopstoel zichtbaar.14)
Wesepe. In het begin van de negentiende
eeuw verkeerde de kerk van Wesepe in
grote geldnood. Op 24 februari 1810
werd ter bespreking daarvan een verga
dering belegd van de kerkenraad, geas
sisteerd door de gecommitteerden van
de burgerlijke gemeente.Tijdens deze
vergadering werd een aantal besluiten
genomen om in het algemeen naar den loop
der omstandigheden te dienen tot instand
houding der gemeente. Uit de besluitenlijst
citeren we het volgende: Ten derde. Dat
ieder lid der Gemeente, welke zijn kind laat
doopen zal verpligt zijn voor het gebruik der
stoel waarvan men bij die gelegenheid gewoon
is zich te bedienen, te betalen, zoo hij een boer
is twaalf stuivers, zoo koter (keuterboer) zes
stuivers. In de rekeningen over de jaren na
1810 zijn de inkomsten van de doopstoel
van respectievelijk twaalf en zes stuivers
verantwoord.
Gedurende de jaren 1824-1830 werd aan
de kerk restauratiewerk uitgevoerd. Een
berekening van kosten uit 1826 geeft aan
dat voor het doophuisje en de plaats voor
de voorzanger een bedrag van 96 gulden
besteed moest worden. Ook in het bestek
kerkherstel uit 1828 is sprake van het zoog
enaamd doophuisje.
De kerk van Wesepe is de enige waarvan
we gevonden hebben dat de doopouders
voor het gebruik van de doopstoel moes
ten betalen.15'
Utrecht
Montfoort. Grote of Sint Janskerk. Op
de website van de kerk lezen we in de
beschrijving van het kerkinterieur: De
kansel is voorzien van een koperen lezenaar
uit 1125. Vanouds bevond zich blijkens een
tekening uit circa 1735 die in het Rijksarchief
te Utrecht bewaard wordt, ook een doopvont
houder op dezelfde hoogte daar destijds bij de
bediening van de Heilige Doop de predikant
niet van de kansel kwam, maar de doopvader
staande op een hoge doopstoel zijn kind ten
doop hield. Echt een zichtbaar sacrament dus.
16)
Zuid-Holland.
Delft. Oude Kerk. In het Rijksmuseum
te Amsterdam bevindt zich een uit 1654
daterend schilderij van het interieur van
de kerk van de hand van Gerard van
Houckgeest (ca. 1600-1661). Hierop is
ten oosten van de preekstoel een doop
stoel te zien.17'
Dordrecht. Grote Kerk. In 1635 was
in de kerk een doopstoel aanwezig. Dit
blijkt uit de volgende aantekening in de
boekhouding van de kerkmeesters: Betaald
VI schellingen aan een slenaer (sledeman,
voerman van een slee) van 't rijden van 't
trapken daer men de kinderen op doopt dat in
Augustijne gestaen heeft, gebracht ende gereden
in de Grootekerck. Uit de geciteerde plaats
moeten we afleiden dat een bestaande
doopstoel vanuit de Augustijnenkerk naar
de Grote Kerk werd overgebracht. Er is
niets bekend over een nieuwe doopstoel