19
deze kerk behoort tot de categorie van
'kleine kerken', die relatief makkelijk tot
woonhuis of soortgelijke bestemming
te transformeren zijn en meestal wel een
koper weten te vinden. Grotere kerkge
bouwen liggen evident moeilijker in de
markt, met name omdat er dan nooit één
partij kan zijn die de zorgen overneemt.
Er zal dan altijd een stapeling moeten
komen van meerdere investeerders, ex
ploitanten of gebruikers.
Business cases in de maak
De gekozen business cases, de PKN Kerk
In Breskens en de RK Kerk in IJzendijke,
vormen bij uitstek een illustratie van deze
worsteling. Onder leiding van twee ver
schillende architecten wordt gepoogd met
alle lokale stakeholders - van dorpsraad tot
ondernemersvereniging - tot een plan te
komen. De omvang van beide gebouwen
laat het niet toe dat één enkele investeer
der het op zou kunnen pakken. Zelfs de
gemeente Sluis die in IJzendijke nog
een programma heeft om verschillende
gemeenschapsvoorzieningen te bundelen
- heeft onvoldoende budget om eigen
standig als opdrachtgever op te treden en
het kerkgebouw een nieuwe invulling te
geven.
Foto 8. De Sionkerk (PKN) van Breskens, een modernistisch ont
werp van architect Eibink, is één van de twee business cases van
het project.
Een complicerende factor in Bresksens
is een reeds opgeleverd multifunctioneel
centrum dat 'kannibaliserend' werkt ten
opzichte van de kerk (zie foto 8).Waar
zangkoren en allerlei verenigingen eerst
gebruik maakten van de kerk, zijn deze
nu min of meer 'gedwongen' gebruik te
maken van dit centrum. Een her- of ne
venbestemming in de maatschappelijke
hoek is voor Breskens dus uitgesloten. Al
leen een commerciële invulling kan hier
nog uitkomst bieden. In IJzendijke kan de
gemeente nog een rol van betekenis spe
len, maar ook hier zal er (deels) een com
merciële invulling moeten komen om een
economisch haalbaar plan te ontwikkelen.
Het blijkt een forse uitdaging de uiteen
lopende wensen en belangen met elkaar
te combineren. De grootste gemene deler
blijkt dat het kerkgebouw zo veel moge
lijk van zijn banken ontdaan moet wor
den, maar daarnaast wel zo veel mogelijk
als grote en bijzondere ruimte beleefbaar
blijft. Een belangrijke complicerende
factor betreft de vrijblijvendheid. Zeker in
een proces waarbij meerdere 'opdrachtge
vers' een rol spelen en nog onduidelijk is
wie precies de 'hoofdgebruiker' zal wor
den, wil niemand zich (nog) binden aan
het eindresultaat. Het
project heeft in die zin
de kat de bel aange
bonden en het proces
op gang gebracht, maar
het is zaak deze opera
tie verder ten uitvoer te
brengen en stakeholders
te verleiden zich daad
werkelijk te commit
teren aan de ingeslagen
richting.
Op dit moment wordt
onderzocht in hoeverre
de beide kerken on
derdeel kunnen gaan
worden van een door
BOEI in ontwikke
ling zijnde landelijk
'kerken-adoptieproject',
om zo de bal 'aan
het rollen' te houden.
Daarnaast werkt de
gemeente Sluis aan een
beleidsvisie ten aanzien
van religieus erfgoed
waarin keuzes worden
gemaakt ten aanzien
behoud en ontwikke
ling.
Conclusies
Bevolkingskrimp is in verschillende Ne
derlandse regio's een gegeven waarmee
moet worden omgegaan. Dit zorgt voor
een veelheid aan problemen, waartoe
ook de zorg voor erfgoed gerekend mag
worden. De bevolking krimpt en het
religieus erfgoed krimpt mede door de
ontkerkelijking extra hard mee. Ook is
er in krimpregio's sprake van een lage(re)
economische dynamiek dan elders in
het land. Maar naast de economische
dynamiek is ook de maatschappelijke
dynamiek minder uitgesproken. De be
volking is namelijk sterker vergrijsd en
het opleidingsniveau ligt veelal lager dan
in bijvoorbeeld de grote steden. Crea
tieve oplossingen die in de Randstad kans
van slagen hebben, zijn dan ook in een
krimpregio als Zeeuws-Vlaanderen niet
aan de orde. De krimp draagt het risico in
zich een negatieve spiraal te veroorzaken,
waardoor de problemen alleen maar ver
sterkt worden. Het op peil houden van de
leefbaarheid is dan ook een eerste vereiste
om de krimp hanteerbaar te houden.
Kerkgebouwen spelen een cruciale rol in
dit gegeven, maar bieden ook een onge
lofelijke kans als het gaat om de leefbaar
heid van de regio. Ze vormen immers
van oudsher het hart van de samenleving.
Toch is het niet vanzelfsprekend dat in
een kleine gemeente van nog geen 25.000
inwoners alle 40 kerkgebouwen be
houden kunnen blijven. Er zullen keuzes
gemaakt moeten worden. Maar dit keuze
proces kan als gevolg van de context van
bevolkingskrimp nooit meer uitsluitend
gebaseerd zijn op de 'klassieke' parameters
van de architectuur- en cultuurhistorische
waarde. Hoewel dit criterium bij uitstek
van belang blijft als het gaat om 'het ver
haal van een stad of dorp' en de (estheti
sche) impact op de ruimtelijke kwaliteit
ervan, zijn andere criteria van minstens
even groot belang.
Primair uitgangspunt bij dit keuzeproces
zou de maatschappelijke meerwaarde van de
gebouwen moeten zijn (zie foto 9). Op
welke wijze kunnen de gebouwen een
(nieuwe) rol spelen in de samenleving,
dienstbaar aan de samenleving. Er zijn
zelfs herbestemmingen denkbaar waarbij
een hernieuwde maatschappelijke bete
kenis kan uitstijgen boven de oorspron
kelijke functie voor een beperkte groep
gelovigen. Zeker als die nieuwe betekenis
in een maatschappelijke behoefte voorziet