Koninklijke onderscheiding voor Rinus Verhage
Bouwkundige onderwerpen F.G.C. Rothuizen
Kapconstructies deel II
23
H. Uil
Op vrijdag 24 april 2015 kreeg Rinus
Verhage, organist van de Nieuwe Kerk in
Zierikzee, een koninklijke onderscheiding
uitgereikt. De plaats van handeling was
het 'Diekhuis' in Middelharnis. De uit
reiking was zorgvuldig geheim gehouden
en groot was dan ook de verbazing toen
Rinus Verhage binnentrad en daar familie
en vrienden aantrof. In zijn toespraak
wees de waarnemend burgemeester van
Goeree-Overflakkee, drs. Jan Pieter Lok
ker, op het belang van muziek voor de sa
menleving en op de vele verdiensten van
Rinus Verhage voor het muziekleven op
het eiland. Rinus Verhage is directeur van
de muziekschool, hoofdorganist in Stel
lendam en dirigent van diverse koren. In
dat kader noemde de burgemeester ook
Zierikzee ter zijde: zijn geboorteplaats
en de door Rinus Verhage beklede functie
van organist van de Nieuwe Kerk en zijn
bemoeienis met de concerten die daar
mede door hem worden georganiseerd.
Burgemeester Lokker omschreef Rinus als
een man met open vizier en serieus met
een bepaald soort humor. Hij vatte het
samen in deze woorden:'Muziek is zijn
missie'. Daarna maakte de burgemeester
bekend dat het Zijne Majesteit behaagd
had Rinus Verhage te benoemen tot lid in
de orde van Oranje-Nassau. In de geluk
wensen deelden ook zijn vrouw Aleida,
hun kinderen en zijn moeder.
In zijn speech bedankte Rinus, nog steeds
verrast, voor het uitvoerige huldebetoon.
De voorzitster van de Muziekschool sprak
haar gelukwensen uit en prees de grote
inzet van Rinus. Ook zij vatte het werk
van Rinus kernachtig samen:'Gedreven
door de liefde voor de muziek'. De
bijeenkomst werd opgeluisterd door
Elly Bakker op de blokfluit, geassisteerd
door een van de andere docenten van
de Muziekschool op de piano. Zij sprak
namens de collega's en prees Rinus voor
zijn talenten, niet alleen op muzikaal
terrein maar ook op organisatorisch vlak.
Tot slot werd het glas geheven en was
iedereen in de gelegenheid de decorandus
te feliciteren. Ook vanaf deze plaats
voegen we daar graag onze hartelijke
felicitaties aan toe.
Rinus Verhage tijdens de uitreiking. (Foto Klazina
Uil)
Inleiding
In het vorige Bulletin 71 hebben wij deel
I van de ontwikkeling van de houten
kapconstructies gepubliceerd. Het artikel
beslaat de periode 4000 tot 2000 voor
Christus tot 1500 na Christus.
Als vervolg hierop treft u bijgaand deel II
en tevens het slot van het artikel aan.
De telmerken
Zodra het gebint, een juk of spant gereed
was, werd het uit elkaar gehaald om plaats
te maken voor het volgende gebint c.a.
Vóór het demonteren moesten echter de
onderdelen zorgvuldig worden gemerkt
om er voor te zorgen dat later alles weer
goed zou passen bij het in elkaar zetten.
Dat merken gebeurde met zgn. telmerken.
Dat waren ondiepe kerfjes die met een
haalmesje werden gekerfd en een uniek
teken voorstelden. De telmerken werden
aangebracht in de buurt van bijvoorbeeld
een pen- en gatverbinding en aan de
zijden van het hout van waar aan de ver
binding werd gewerkt. De merken lijken
een beetje op Romeinse cijfers maar heb
ben daar verder niets mee te maken. In
het bijzonder interessante boek "Houten
kappen in Nederland" van H. Janse zijn
overzichten te zien van verschillende
middeleeuwse telmerken. Een van deze
overzichten gaat over de Vlaamse telmer
ken die veel gebruikt werden in zuidwest
Nederland en België (schema 1). Om
vergissingen te voorkomen werd in de
dertiende eeuw al onderscheid gemaakt
tussen links en rechts door aan bestaande
telmerken een extra kerfje toe te voegen.
Toen in de late Middeleeuwen (1270 tot
1500) de kappen ingewikkelder werden
(denk aan elkaar kruisende kappen) waren
extra tekens en merken nodig om alle
onderdelen bij de montage hun unieke
plaats te geven (foto 4 het telmerk voor
het cijfer 3 is rechts van de pennen aan
gegeven).
Rond 1500 werden de telmerken niet
meer door een haalmesje gesneden maar
was men overgegaan op met beitels ge
hakte telmerken die nu dieper in het hout
werden aangebracht.
In de 17de eeuw werden de telmerken als
Romeinse cijfers gehakt, maar gaandeweg
werd het hakken geheel gestopt en ging
men over op het merken met rood krijt
en later in de 19de eeuw op potlood. Er
is ook nog sprake geweest van gezaagde
telmerken. Dat zijn ondiepe zaagsneden
die vaak zo lang zijn als de hoogte of de
helft van de hoogte van het hout waarin
gezaagd werd. Deze manier van merken
komt echter in Nederland niet veel voor.
Het is elke keer weer interessant en span
nend om bij een bezoek aan een oude
kerk, een woning of een boerenschuur
op zoek te gaan naar telmerken. Aan het