7 Foto 2. De Petruskerk in Vlissingen. van de Westwal werd verbreed ten be hoeve van het doorgaand verkeer. Voordat de aankoop van de grond definitief was moest nog een onderzoek plaats vinden naar de draagkracht van de ondergrond. Men was voorzichtig vanwege het plan om te gaan bouwen op geroerde grond (van oude vestingwerken) en daar moet je berekenend mee omgaan. De uitkomst van het onderzoek was dat de kerkzaal en de bijgebouwen op een traditionele fundering konden worden gebouwd maar dat de toren een houten paalfundering moest krijgen. Met deze kennis werd verder gewerkt en werd het terrein op 13 mei 1929 aangekocht. In 1930 werden nog eigendomsgrenzen aan de kant van de Westwal gecorrigeerd door middel van ruiling en grondaankoop en werden en kele waterpartijen gedempt. De financiering Tijdens de oriënterende bezoeken van de Kleine Commissie aan diverse ker ken werd uiteraard ook stil gestaan bij de bouwkosten. In Vlissingen liet men zich informeren over de gereformeerde Petruskerk die aan de Paul Krugerstraat in 1928 werd gebouwd en die als "kruis kerk" was ontworpen met daaraan vast- gebouwd de kosterswoning en nog enige vergaderruimten (foto 2). De bouwkosten aldaar kwamen op 90.000 gulden, waarvan 75.000 gulden voor de kerkzaal. Men besloot om voorlopig 75.000 gulden als raming aan te houden voor de nieuwe kerk in Goes. Het financieel overzicht zag er als volgt uit: in kas 5.000 gulden, giften 10.000 gulden, geldlening 40.000 gulden, verkoop oude kerk 9.000 gulden, totaal 64.000, gulden. Het tekort zou volgens deze opzet 11.000 gulden gaan bedragen. Voor de geldlening van de 40.000 gulden werd gedacht aan het aangaan van een obligatielening op basis van annuïteiten met een looptijd van 50 jaar en een ren tepercentage van 5 %.Voor de giften werd een dringend beroep gedaan op de ge meenteleden om per ingang van 1 januari 1929 naast hun jaarlijkse bijdrage nog een extra bijdrage voor de nieuwe kerk te geven. De bijdragen kon men zelf bepa len aan de hand van een in een brochure opgenomen staatje. De Bouwcommissie was van mening dat de financiering niet al te grote problemen zou gaan opleve ren, men sprak in termen van: "dat moet opgebracht kunnen worden" en daarmee bedoelde de Bouwcommissie dat in hun ogen de leden van de gereformeerde kerk financieel voldoende draagkrachtig waren om een nieuw kerkgebouw te stich ten. De plannen werden in het vroege vooijaar van 1929 verder uitgewerkt. Er werden volgens afspraak twee ontwerpen gemaakt die "plan A" en "plan B" werden genoemd. Plan A was een "kruiskerk" ontworpen door Frans Rothuizen en plan B een "zaalkerk" waarvoor Arend Rot huizen het ontwerp had gemaakt, het zou na zijn studie zijn eerste grote opdracht worden. De voorlopige begroting van 8 maart 1929 voor beide plannen zag er als volgt uit: Plan A met 850 zitplaatsen werd geraamd op 85.000 gulden en plan B met 800 zitplaatsen op 89.650 gulden, waarvan 69.000 gulden voor de aanneem- som en .20.650 gulden voor bijkomende kosten zoals glas, meubilair, cv, toezicht en onvoorzien. Een voorzichtige eerdere raming exclusief grondaankoop was van 91.000 gulden uitgegaan. In het archief werd nog een brief van 2 februari 1929 aangetroffen van de kerkenraad gericht aan de Bouwcommissie waarin de ker kenraad zijn verontrusting uitspreekt over de financiering. Zij stellen voor om een obligatielening te nemen van 70.000 gulden tegen 4,5,% en met een looptijd van 50 jaar. Niet duidelijk is wat er uit eindelijk met het voorstel is gedaan maar blijkbaar waren er geen echte problemen want de Bouwcommissie ging verder op de ingeslagen weg door te kiezen voor plan B hoewel dit iets duurder was en minder zitplaatsen had. In een interview met de Provinciale Zeeuwse Courant op 5 april 1969 merkt Arend Rothuizen op dat zijn vader zeer genereus was om bij de Bouwcommissie te pleiten voor plan B. Hij vond met name de architectuur en de situering beter vergeleken met het plan dat hij zelf had ingediend. Voor wat de kerk uiteindelijk heeft gekost geeft de polis van 17 juli 1930 voor de brandver zekering enig inzicht: er is sprake van een verzekerde som van 140.400 gulden, die als volgt is gespecificeerd: de kerk 93.900 gulden, de pastorie 15.000 gulden, de kos terswoning 6.000 gulden en de inventaris met orgel en banken 25.500 gulden. De grond had 12.133 gulden gekost, zodat de totale kosten op 152.533 gulden uitkwam. Omgerekend naar het prijspeil van eind 2014 zou dit een bedrag geweest zijn van 1.175.000 euro of 2.590.000 gulden. Het lijkt aannemelijk dat de bouwkosten nog hoger waren, omdat de verzekerde som meestal lager uitvalt, doordat bijvoorbeeld funderingen niet worden meegerekend. De polis van de brandverzekering geeft in ieder geval een goed inzicht van de kos ten en vormen een redelijke indicatie. Bronnen: Gemeentearchief Goes: Inventaris van de Gereformeerde kerken (1836- 1967). Archief van de Brede Kerkeraad 1913— 1967. Mappen 86,91,187,306,307,310 t/m 315,320,321,323,325,326. Archief van Het Nieuwe Instituut te Rot terdam: Gispen catalogus nr. 25 met prijslijst, 1 januari 1930. Tekening 1: archief van F.G.C. Rothuizen jr. Foto's 1 en 2: fotoarchief van F.G.C. Rothuizen. jr- Aantekeningen van F.G.C. Rothuizen sr.: archief van F.G.C. Rothuizen, jr. H. v.d. Kloot Meijburg, Bouwkundig Weekblad, nr.28 van 11 Juli 1931. De Zeeuw, krantenartikel van april 1923. Provinciale Zeeuwse Courant van 5 april 1969.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2015 | | pagina 9