17 De Johanneskerk te Nieuwerkerk. Het schip van de kerk is in de zestiende eeuw verloren gegaan en niet herbouwd. (FotoT. Lepoeter-Boes, 2015). aanwezigheid van een officieel kapittel. Absolute zekerheid op basis van schrifte lijke bronnen hebben we echter niet. Toen de Spanjaarden in 1575 Schouwen en Duiveland op de troepen van Oranje heroverd hadden, zijn pogingen onderno men om de katholieke geestelijkheid naar het gebied terug te halen. Dit is niet suc cesvol geweest. Het schip van de kerk brandde in 1583 af en werd niet herbouwd. Het laatmid deleeuwse koor is behouden gebleven. In 1945 werd de zeskantige toren opge blazen. Die is in 1975-1976 op dezelfde wijze herbouwd.19' 11. Kapelle, Onze-Lieve-Vrouwekerk. Stichtingsjaar 1503, jaar van opheffing 1578. Aantal kanunniken 11. Het kapittel werd gesticht op initiatief van de ambachtsheren van Kapelle, zij het niet unaniem. Het waren de in Kapelle woonachtige ambachtsheren die de stich ting hebben doorgezet. Het lijkt erop dat de inbreng van Anna van Bourgondië van doorslaggevende betekenis is geweest. Zij trad hier op als vertegenwoordigster van haar broer Boudijn van Bourgondië, am bachtsheer van Kapelle. De oprichting van het kapittel werd geregeld door oorkon den van de afzonderlijke ambachtsheren, elf in totaal. De eerste deken van het kapittel (1503- 1514) wasjan van Zijl, bastaardzoon van bisschop van Utrecht David van Bour gondië, die een halfbroer was van Anna van Bourgondië. Het is waarschijnlijk dat de bouw van het noorderkoor omstreeks 1500 verband houdt met de stichting van het kapit tel. Hier bevinden zich tegenwoordig de koorbanken die stammen uit de tijd van de stichting. Het kerkgebouw is sinds de komst van de Reformatie in 1578 perma nent in gebruik geweest voor de protes tantse eredienst.20' De invloedrijke Anna van Bourgondië (ca. 1440-1508) in haar jonge jaren. Tekening, anoniem, in het Recueil d'Arras fo. 88, biblio- thèque municipal Atrecht. (Uit C. Dekker, Het Onze-Lieve-Vrouwekapittel van Kapelle en de stichting van de parochie Biezelinge 1503- 1529, Goes 1979). Het zevengetijdencollege Het aantal kapittels was en bleef in rela tie tot het totale aantal parochiekerken beperkt. Dit werd in belangrijke mate veroorzaakt door de strenge eisen van de zijde van het bisdom.Vooral het niet voldoende aantoonbaar zijn van de finan ciële middelen voor het onderhoud op de langere termijn van de kanunniken was vaak een struikelblok. Zoals we al aanstipten heeft het er op zijn minst alle schijn van dat in de 'gewone' parochiekerken met enige afgunst naar de rituelen en de luister van de kapittelker ken werd gekeken. Zeker gold dit voor een aantal stadskerken van allure. Kenne lijk werd het als een gemis ervaren dat het officie niet, of in elk geval niet dagelijks in hun eigen kerkgebouw werd gezongen. Om deze reden lijkt men tot het stichten van zevengetij dencolleges te zijn overge gaan. Dit fenomeen was een plaatselijke aangelegenheid en onttrok zich aan het gezag van de Kerk. Deze ontwikkeling kwam op gang om streeks 1430 en duurde tot omstreeks 1560. Het waren vooral stadskerken in Holland waar op initiatief van het stads bestuur een zevengetijdencollege tot stand kwam. Kennelijk zat het economisch getij mee en konden de steden zich deze luxe permitteren. Het was overigens beslist niet alleen maar economische welvaart die bij het stichten van de getij dencolleges een rol speelde.Voor welgestelde heden was het heel gewoon om een deel van hun bezittingen ter beschikking te stellen aan de kerk. Dergelijke giften kwamen niet alleen - en waarschijnlijk ook niet in de eerste plaats - uit de goedheid van het hart, maar zullen vooral gebaseerd geweest zijn op de leer van de Kerk dat het be vorderlijk was voor het zielenheil van de schenker. In een van de bewaard gebleven stichtingsakten van een zevengetijdencol lege lezen we dat het vooral ging om den heiligen dienst Goids binnen onser stede te vermeeren ende om der selver stede grade van onsen lieve Heer tot onser salicheit te verwer ven. Een zevengetijdencollege werd wel betiteld als een surrogaatkapittel. De praktijk was toch overwegend anders. De priesters die deel uitmaakten van het college meestal zeven of acht in getal, soms ook wel meer waren als zangers goed geschoold en volledig voor hun taak berekend. De koorboeken die gebruikt werden door de priesters van het in 1440 in de Leidse Sint Pieterskerk gestichte ze-

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2016 | | pagina 17