Dendrochronologie (deel I)
7
L.M. van der Gouwe
De term 'dendrochronologie' is een samenvatting van drie Griekse woor
den.1' Het eerste gedeelte van het woord is afgeleid van 'dendron', wat boom
betekent. Het tweede gedeelte komt van het woord 'chronos', wat tijd bete
kent. Het derde gedeelte komt van 'logos' wat woord ofwel de leer van bete
kent. Dendrochronologie is niets anders dan boomtijdkunde of jaarringen-
onderzoek.2'
Groeiringen
In West- en Centraal Europa hebben we
te maken met een gematigd klimaat. Bin
nen deze omstandigheden groeien bomen
maar een gedeelte van het jaar. Globaal
kan worden gesteld dat bij gunstige
weersomstandigheden in het voorjaar een
boom hard groeit. In de zomer tempert
de groei, aflopend tot in het najaar. In de
winter staat de groei nagenoeg stil. Hier
door ontstaan de jaarringen in een boom.
Bij de groei onder gunstige omstandighe
den in het voogaar ontstaan er grote cel
len en in het najaar kleine cellen. Bij het
dwars doorzagen van een stam tekenen
de grote cellen zich af als lichtkleurige
ringen en de kleine cellen als donkerkleu
rige ringen. De kleurschakering die wij
waarnemen is de open en dichte struc
tuur van het hout. Een donkere met een
lichte groeiring is samen een jaarring. De
wetenschap die zich bezig houdt met de
bepaling van de ouderdom van een boom
door het tellen van de jaarringen, dit op
basis van de bestudering van de jaarlijks
gevormde groeiringen, noemen we den
drochronologie.
Bestudering groeiringen
De bestudering van de jaarlijks gevormde
groeiringen maakt het mogelijk om hout
vrij nauwkeurig te dateren, dit tot op
één seizoen nauwkeurig. Deze precisie
ontstaat, doordat de breedte van iedere
groeiring varieert. Immers, tijdens de
groei van een bomen ontstaan er door
klimaatinvloeden, zoals koude, hitte, natte
en droogte steeds verschillende breedtes
van de groeiringen. Ook de zonnecyclus
van circa elf jaar zorgt voor variërende
breedtes van de groeiringen.Tijdens de
cyclus met de meeste zonactiviteit, de
zonnemaxima, verschijnen de meeste
zonnevlekken en groeit de boom harder
dan ten tijde van de zonneminima, waar
bij de zonneactiviteit minder groot is.3'
Deze grilligheid van het klimaat over een
reeks van jaren is afleesbaar als archief
in de jaarringen van bomen. De weers
omstandigheden per jaar en per streek
verschillen. Hierdoor ontstaan patronen
van smalle en bredere jaarringen die bij
alle bomen in een bepaalde streek, met
min of meer dezelfde klimatologische
omstandigheden, vergelijkbare patronen
geven. Hierdoor is het voor hout mo
gelijk de streek van herkomst te bepalen
en het op jaar en seizoen nauwkeurig te
dateren. Deze nauwkeurige manier van
dateren maakt hout, in vergelijking met
andere dateringstechnieken, zeer interes
sant voor de toepassing in de bouwge
schiedenis. Sinds de jaren tachtig van de
vorige eeuw kan in Nederland eikenhout
worden gedateerd en de herkomst wor
den bepaald. Inmiddels worden sterke
vorderingen geboekt met andere hout
soorten, zoals es, iep, beuk, grove den en
zilverspar om ook hier over deze gege
vens te beschikken.
Eik (Quercus robur)
De zomereik (Quercus robur) is van groot
belang geweest voor Nederland. Deze
eik is een zeer lang levende hardhout
leverende Europese loofboom.4' Het hout
van de zomereik is iets harder dan dat
van de wintereik (Quercus petraea) en de
zomereik wordt ook ouder. Eikenhout
heeft veel positieve eigenschappen, het
is namelijk hard, taai, zeer duurzaam en
goed te bewerken.Vanwege deze goede
eigenschappen kende eikenhout tot in
de late middeleeuwen een brede toepas
sing, zoals bouwhout voor woningen
en grotere gebouwen, kapconstructies,
meubelhout, tonnen, vaten en de scheeps
bouw. Doordat er zoveel eikenhout werd
gebruikt, was eik in de late middeleeuwen
in de Lage Landen schaars en kostbaar
geworden en ging men over op andere
materialen en houtsoorten, zoals bijvoor
beeld grenen. Dit kon lang niet in alle
omstandigheden. In de vijftiende tot en
met de zeventiende eeuw werd er veel
Duits en Baltisch eiken gebruik.5)
Eik groeit langzaam en kan zeer oud
worden. In het oosten en zuiden van
Nederland is eerst voornamelijk inlands
eikenhout gebruikt. Later, nadat de eik
in deze gebieden massaal was gekapt,
werd het ook daar grotendeels van elders
aangevoerd. Het meeste balkhout werd
De oudste eik van de Benelux staat in België in het dorpje Liernu, iets ten noorden van Namen.
Daar staat achter het koor van de Johannes-de-Doperkerk een zomereik die tussen de 500-700
jaar oud is. De stam heeft ter plaatse van het maaiveld een omtrek van 14 meter en de boom is
circa 30 meter hoog. (Foto L.M. van der Gouwe).