17
maar in de studie naar de natuur heeft de
beeldhouwer de bron gevonden, die hem
voor dit werk inspireerde. Daardoor is het
menselijke, dat in deze beelden uitgedrukt
is, edelen natuurlijk...2'
In de westmuur van de sacristie, tegen
woordig in gebruik als consistoriekamer,
bevindt zich een dubbele piscina (wasbek
ken voor de priester). Paus Innocentius
III bepaalde in 1204 dat er twee bekkens
gebruikt moesten worden, één voor
reiniging van de handen van de priester
vóór de mis en één voor reiniging van de
handen en de kelk na de mis. In kerken
waar men deze regel in acht nam werd
in vele gevallen de gescheiden afvoer van
het water gerealiseerd door twee gaten in
hetzelfde bekken. In Nisse koos men voor
twee aparte piscinas.
Nisse is de enige plaats in Zeeland waar
(in de linker piscina) de ketelhaak voor
ophanging van de lavaboketel bewaard
is gebleven. Om het beeld compleet te
maken heeft men aan de ketelhaak recen
telijk een originele bronzen lavaboketel
opgehangen. Al met al behoort de dub
bele piscina te Nisse tot de toptien van
Nederland.3'
De kerk van de H. Maria Tenhemelop
neming te Graauw
Waar wij voor zouden kiezen als meest op
merkelijk interieur in de Zeeuwse kerken,
naast dat van de Mariakerk te Nisse, is
het interieur van de kerk van de H. Maria
Tenhemelopneming te Graauw. De kerk
is, ter vervanging van een ouder exem
plaar, gebouwd in de jaren 1855-1856
naar een ontwerp van architect Petrus
J. Soffers en kreeg in 1913-1915 onder
leiding van architect J. Oomen de huidige
omvang en indeling.
In het boek over de kerkinterieurs worden
meerdere rooms-katholieke kerken uit
de negentiende en de eerste decennia van
de twintigste eeuw onder de aandacht
gebracht. Het gaat over interieurs in ker
ken van de grote bouwmeester Pierre J.H.
Cuypers en enkele andere vooraanstaande
architecten. Majestueuze kerkgebouwen
met een veelal uitbundige neogotische
inrichting, met welhaast overdadige glit
ter en glim. Ze maken stuk voor stuk een
overweldigende indruk en ze houden de
herinnering aan het Rijke Roomse Leven
in alle opzichten levend.
De kerk van Graauw kan er beslist niet
mee wedijveren. Al is het voor een dorps
kerk een flink gebouw, grandeur straalt er
niet van af. Geen architecten van natio
nale bekendheid, geen overbodige extras.
Maar het inwendige van de kerk ademt
in alle opzichten het vrome dorpse leven
van 'vroeger', de tijd van onze ouders en
grootouders, de tijd dat iedereen luisterde
als 'meneer pastoor' het woord nam. Zeer
belangrijk is het feit dat de vernieuwings
drift na het Tweede Vaticaans Concilie
(1962-1965), onder invloed waarvan in
het merendeel van de katholieke kerken
versoberingen zijn aangebracht, aan
Graauw voorbij gegaan is. Het was pas
toor Michielsen die er toen voor gezorgd
heeft dat slechts enkele hoogst noodza
kelijke veranderingen in het interieur zijn
aangebracht.
Wat is nu als het meest bijzondere in
het interieur van de kerk van Graauw te
beschouwen? Dat is het werk van Frans
de Vós. Deze talentvolle Belgische vluch
teling heeft gedurende de periode juli
1916-december 1918 vooral het in 1915
gereedgekomen deel van de kerk van
wandschilderingen voorzien. Twee en een
halfjaar lang is hij dag aan dag, nadat in
Graauw. Overzicht van het schip van de kerk met op de achtergrond het priesterkoor. (Foto: T. Lepoeter-Boes.)