12 stroomd in de Sint-Maartenskerk. Het zelfde gold voor de abdijkerk en de Sint- Pieterskathedraal (Noordmonster), waar de leden van de schippersgilden en van het gilde van Sint-Elooy bezig waren. Met schoone woerden endegoede middelen wis ten Philibert van Serooskerke, rentmeester van Bewesten Schelde, de beide burge meesters en schepen Jan de Hiniosa de menigte uit deze drie parochiekerken te verdrijven. Alleen in de Sint-Maartenskerk was enige schade aangericht: het beeld van Christus-op-de-ezel was gebroken evenals het kruisbeeld dat jaarlijks in de processie werd meegevoerd. De officiële 'kerkzuivering' onder leiding van de hervormde kerkenraad zou pas de volgende dag een aanvang nemen. De beeldenstorm in Middelburg Donderdag 22 augustus, kort na vijf uur in de morgen vertrok de groep beelden brekers, gewapend met hamers en bijlen, van het verzamelpunt op de Dam naar het eerste doelwit, de abdijkerk. Daar aangekomen las de scriba van de kerken raad, de koopman Pieter Boreel, eerst het brekersreglement, het gebodt, voor. Een luidkeels vyfve lesgueux 'leve de geuzen' was het antwoord van de groep. Vol ener gie begonnen zij hun sloperswerk, daarbij gade geslagen en aangemoedigd door enige honderden toeschouwers. Een van hen was burgemeester Adriaan Claasz., die de brekers wees op enkele beelden die ze over het hoofd hadden gezien. Ook notaris Jan van Campen lachte van contentement tijdens het brekerstumult. Toen in de voorkerk (later 'nieuwe kerk' genoemd) alles gebroken was, waaronder het Onze-Lieve-Vrouwenaltaar, toog de groep beeldenstormers naar het koor. Dit was echter bijtijds afgesloten. Vol angst was bisschop Nicolaas de Castro en waren ook de abdijbewoners toen zij gewaar werden wat zich in hun kerk af speelde. Niemand van hen durfde de kerk binnengaan, vreesendegeslagen te worden. Daarom waren het de twee burgemeesters die op vraag van de bisschop in onderhan deling gingen met de kerkenraad over het behoud van enkele kostbaarheden in het koor van de kerk. Het betrof het graf monument van graaf Willem II, Rooms- koningen het kostbare schilderij van Jan Gossaert van Mabuse dat boven het hoog altaar hing. Wellicht had ook de medede lingvan de norbertijnen dat dit beroemde schilderij voor de koning bestemd was, de nodige indruk op hen gemaakt, want de kerkenraad stemde toe in het verzoek om in het koor geen vernielingen aan te rich ten. Samen met enkele kerkenraadsleden gingen de burgemeesters via de sacristie het koor binnen. Door hun aanwezig heid wisten zij het koor te behoeden voor vernielingen. Wel kon ouderling Samson Moreys het niet laten om met zijn bijl in te hakken op het koorhek, daarbij een beeldje afhouwend, voorts werd er een stoel kapot geslagen en Jacob de Questere beschadigde ondanks de afspraak het sa cramentshuis. Maar verder bleef het koor voor vernieling gespaard.1' Het gebodt dat de scriba van de kerkenraad had voorgelezen werd goed nageleefd. Baljuw Tjomme Rollema verklaarde dat er volgens hem niets was gestolen. Goud, zilver en kostbare liturgische gewaden ter waarde van 1300 a 1400 gulden werden door de beeldenstormers bij hem thuis gebracht. Zulk goet van affgoederie wilden zij niet eens houden, kreeg de baljuw te horen. Va; ïiürnfjvrmrn firryrn an Cty Va; nirdt ein (if/t damn (frit fin Z'nfwfifintfi jfnru, Vnj. M O. LXvfê.^ wrnytr Tredtfutit Die CaHmMt X rficn Beeldenstorm.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2017 | | pagina 12