150 jaar Batz-Witte orgel in de Hervormde kerk te Kapelle G.J. Lepoeter
voorafgaande aan de bestelling van het
orgel, als adviseur van de kerkmeesters is
opgetreden.
Het orgel besteld
Het is duidelijk dat de kerkmeesters niet
voor een dubbeltje op de eerste rang
wilden zitten. De keuze viel op een orgel
van één van de meest gerenommeerde
bedrijven, de sinds 1739 in Utrecht geves
tigde firma Batz Co. Na het overlijden
van Jonathan Batz (de derde generatie) in
1849 was de leiding van de orgelmakerij in
handen van de uit Rothenburg in Duits
land afkomstige Christian G.F. Witte.
Met zijn brief van 3 april 1865 gaf C.G.R
Witte een overzicht van het orgel, ver
deeld in een hoofd- en een bovenklavier,
zoals hij zich dit voor de aan hem ge
schetste ruimte voorstelde. De kerkmees
ters hadden geen noemenswaardig com
mentaar op het voorstel van de ontwerper.
De dispositie van het orgel werd dan
ook volgens het voorstel vastgesteld en
uitgevoerd. Het overzicht van de condi
ties en voorwaarden van de aanbesteding
is bewaard gebleven. De datering van het
contract is 28 juni 1865.
Vrijdag 4 en zaterdag 5 november 2016 was het feest in de Hervormde kerk te
Kapelle. Het waren festiviteiten met orgelconcerten en een masterclass voor ama
teur-organisten, alles om aandacht te besteden aan het feit dat het Batz-Witte orgel
150 jaar geleden - op 28 november 1866 - in gebruik werd genomen. De viering
van het jubileum was goed voorbereid. In de maanden juni en juli is door Orgel
makerij Reil te Heerde groot onderhoud verricht aan het orgel. Alle pijpen zijn
schoongemaakt en kleine beschadigingen zijn hersteld. Ook aan kast en mechaniek
zijn reparaties verricht. Er kon dan ook door organisten en toehoorders optimaal
van de kwaliteiten van het orgel genoten worden.
De voorgeschiedenis
In bulletin nr. 58 van mei 2007 besteed
den we met het artikel De eerste orgelplaat
singen in protestantse dorpskerken op Zuid-
Beveland aandacht aan de situatie in de
jaren tachtig van de achttiende eeuw. Toen
verschenen achtereenvolgens orgels in de
kerken van Baarland (1786), Kloetinge
(1787) en Nisse (1788). Daarna bleefhet
decennialang wonderwel stil. Het aloude
systeem van voorlezer/voorzanger - die
als regel tevens schoolmeester en koster
was - bleek op de meeste plaatsen nog
lange tijd aan de eisen te voldoen.
Een verklaring voor de terughoudendheid
bij de kerkbestuurders is dat aanschaf en
onderhoud van een orgel een kostbare
aangelegenheid was, terwijl bovendien de
betaling van een organist en een orgeltrap
per voor een extra druk op de jaarlijkse
begroting zorgde. Ook het feit dat vele
kerkgangers nog altijd een afkeer hadden
van dergelijke moderniteiten was van
invloed. Het meest tot de verbeelding
sprekende voorbeeld van terughoudend
heid is de situatie in Wemeldinge, waar in
1787 op straffe van onterving de am-
bachtsvrouwe verbood om voor rekening
van de kerk een orgel aan te schaffen.
Tot 1865, toen door de kerkmeesters
van de kerk in Kapelle met de bestel
ling van een orgel de ban eindelijk werd
gebroken. De periode daarna zouden veel
andere kerken in de omgeving van een
orgel worden voorzien. We kunnen ons
afvragen in hoeverre in de jaren voor
afgaande aan de bestelling er in Kapelle
sprake is geweest van een discussie over
het al of niet aanschaffen van een orgel.
In de bewaard gebleven stukken wordt er
nergens melding van gemaakt. Voor zover
er uit die tijd notulen van vergaderingen
van kerkmeesters zijn geweest, zijn die
niet bewaard gebleven.
Wel lezen we in de notulen van de verga
dering van de gemeenteraad van 25 febru
ari 1865: Wordt nog besloten te trachten
voor de school te Kapelle een hulponderwij
zer te verkrijgen, tevens in staat het orgel,
dat men van plan is in de kerk te Kapelle te
plaatsen, te kunnen bespelen
De enige verdere informatie die we heb
ben aangaande de periode voordat de
bestelling van het orgel plaatsvond, komt
uit een aan de president-kerkvoogd ge
richte brief van de Middelburgse organist,
beiaardier en adviseur J. Frederik Klein.
Vele jaren later - op 10 februari 1893 -
schrijft deze: Ik had niet gedacht indertijd
door den heer Van Duijne ontboden om
de kerk te bezien en de som te weten nodig
voor een de kerk passend orgel, na zoo lange
jarenreeks een onderzoek nog te bewerkstel
ligen.3' We kunnen hieruit opmaken dat
J. Frederik Klein gedurende de overlegfase,
De orgelbouwer C.G.F.
Witte (1802-1873).
Opname uit 1861(Uit:
T. den Toom, De orgelma
kers Witte, Heerenveen
1997, deel I, pag. 27.)