17
zoals in verschillende stadskerken, werd
in het bovendeel veel geel koper verwerkt.
In 1536 plaatste men in de Grote Kerk
te Veere een machtig koperen koorhek,
samen met nog andere koperen hekken ter
afsluiting van de kapellen.2' Het koorhek
werd aan de bovenzijde afgesloten door
een balk die meestal van ornamentaal of
figuratief snijwerk was voorzien. De totale
hoogte van het koorhek was ongeveer drie
meter. Een enkele keer werd een koorhek
in steen uitgevoerd.3'
Een door Justin Kroesen samengestelde
catalogus van voorreformatorische
koorhekken leert ons dat in Nederland
in 23 kerken het koorhek geheel of ten
dele bewaard is gebleven. Volgens deze
catalogus bevindt het enige exemplaar in
Zeeland zich in de Mariakerk te Nisse:
Geheel gotisch is het koorhek in de kruiskerk
van het Zeeuwse Nisse, dat op grond van
stijlkenmerken in het eerste kwart van
de zestiende eeuw geplaatst kan worden.
De gesloten henedenzone toont gotische
traceringen met visblaasmotieven in de
top, terwijl de vulling in de bovenzone
wordt gevormd door over elkaar geplaatste
ezelsrugbogen metfijn maaswerk ertussen.
Het werd na de Reformatie ingekort en
verplaatst naar de grens tussen de viering
en de noordelijke transeptarm. Het vormt
een fraai ensemble met de zeventiende-
eeuwse hekken op de koorgrens en voor het
zuidertransept.
De deur zit in het linkerdeel en niet in
het midden, zoals dat bij koorhekken
gebruikelijk is. Dit wijst erop dat het hek
bij de overbrenging naar de huidige plaats
te breed was en toen aan de linkerzijde is
ingekort.4'
Justin Kroesen noemt niet de kerk in
Wemeldinge. De koorafsluiting in deze
kerk verdient echter speciale aandacht.
Verderop in het artikel komen we hier op
terug.
Het doksaal
De afscheiding tussen koor en schip
kon in plaats van door een koorhek
ook gevormd worden door een doksaal.
Dit was een meer statige en voornamer
uitziende uitvoering van het koorhek.
Het bestond evenals het koorhek uit
een gesloten borstwering met daarboven
een open pergola. Bovenop het doksaal
bevond zich een galerij die gebruikt
werd als tribune voor zangers en musici
die de eredienst opluisterden. Dat
verklaart ook de naam: doksaal komt van
doxologie, waarmee de lofprijzing in de
mis of het koorgebed wordt aangeduid. In
bisschoppelijke kerken, kloosterkerken en
kapittelkerken was, gezien de aard van de
diensten de aanwezigheid van een doksaal
gebruikelijk.
Doksalen zijn er ook in Zeeland geweest.
In Nederland bleven acht middeleeuwse
doksalen bewaard, alle in protestantse
kerken. In onze provincie is er niets van
bewaard gebleven, maar in twee van de
nog bestaande kerken zijn aanwijzingen
gevonden die op een verdwenen doksaal
duiden.
Dreischor. In de hoek tussen het
omstreeks 1400 gebouwde koor en de
noorderkapel heeft een sacristie gestaan
uit dezelfde bouwtijd. Uit deze ruimte
kon men langs een doorgang op ongeveer
drie en een halve meter hoogte boven
de vloer van het koor in de kerkruimte
komen. Het is nauwelijks anders voor te
stellen dan dat dit vanuit de sacristie de
toegang tot het doksaal was.5'
Kapelle. In 1911 werden hier in het koor
restauratiewerkzaamheden uitgevoerd.
In de prijsopgave van de aannemer lezen
we: Het bestaande deurkozijn met deur,
toegang gevende van het koor na den zolder
der Consestorie (de voormalige sacristie)
digt metselen, de muur netjes bijpleisteren.
Hierop aansluitend in de notulen van
de vergadering van kerkvoogden van
5 augustus 1911: Waarom een kozijn met
deur gemaakt is om op de zolder van de
consistorie te komen is niemand duidelijk.
Dezelfde situatie als in Dreischor dus, een
doorgang vanaf de verdiepingsvloer van
de voormalige sacristie naar het koor. In
Kapelle kunnen we de aanwezigheid van
een doksaal in verband brengen met de
verheffing van de kerk tot kapittelkerk
in 1503. In deze periode werd om de
kerk meer status te verschaffen ook het
noorderkoor aangebouwd.6'
Veranderingen door de komst van het
protestantisme
Tegen de achtergrond van langdurige
werkloosheid, armoede en hongersnood
begonnen in de Nederlanden halverwege
de zestiende eeuw de contouren van een
ongekend drastische omwenteling zich af
te tekenen. Op 10 augustus 1566 barstte
de bom. In het Vlaamse Steenvoorde
begon de Beeldenstorm. Die zou als een
onstuitbare wervelwind naar het noorden
trekken. De jaren die volgden gingen de
overtuigde protestanten, die nog relatief
gering in aantal waren, op kerkelijk
gebied in vele steden en dorpen de dienst
uitmaken. Zelfverzekerd en doortastend
naastten ze de katholieke kerken. Soms,
maar lang niet overal, ging dat met geweld
gepaard. Ze konden dat doen omdat
er betrekkelijk weinig tegenstand werd
geboden. Over de rechtsgeldigheid van de
acties werd geen discussie gevoerd.''
Het inwendige van de kerkgebouwen
werd van meet af aan omgevormd in de
geest van het protestantisme, eenvoud
en soberheid in de plaats van de bekende
kleurrijkheid en uitbundigheid van het
katholicisme. Beelden en altaren werden
verwijderd, de witkwast bedekte in een
Het naar het noordelijke transept verplaatste en aan de linkerzijde ingekorte koorhek in de
Mariakerk te Nisse. (Foto T. Lepoeter-Boes.)