8 T la óöx&nZcft. Tekening van het ontwerp van de nieuwe kerk uit 1905. Mooie oplossing, ze bleek echter op de lange duur niet te voldoen. Besloten werd tot de bouw van een nieuwe kerk op den Houck die op 21 december 1608 in gebruik werd genomen waarbij de oude klok van Vremdijke voortaan van den Houck over de polders klonk. De kerk was niet groot, slechts 27 mannenzitplaatsen en 27 vrouwenzitplaatsen werden gecreëerd. De gemeente was echter ook maar klein. Binnen enkele tientallen jaren, toen het aantal inwoners van den Hoeck toenam werd ze vergroot. Vergroting en vernieuwing Inmiddels woedde de Tachtigjarige Oorlog voort. Zoals bekend was het gebied dat nu Zeeuws-Vlaanderen heet, frontlinie tussen de Spaanse en Staatse troepen. De bouw van de forten Philippine en Mauritsfort zijn er blijvende getuigen van en hebben een rol gespeeld in de ontstaansgeschiedenis van het dorp Hoek en haar kerk. Kort na de ingebruikname van de nieuwe kerk op den Hoeck brak een periode van relatieve rust en welvaart aan met het Twaalfjarig Bestand van 1609 - 1621. In deze periode groeide de bevolking van Hoek mede doordat tijdens de inpolderingswerken van de Westenrijkspolders in die jaren veel dijkwerkers, voornamelijk uit de omgeving van Delft, zich in en rond den Hoeck vestigden. De kerkelijke gemeente groeide mee en het kerkgebouw werd gaandeweg vergroot. In 1633 werd de kerk dermate ingrijpend verbouwd en vergroot dat ze praktisch nieuw werd. De gemeente bleef echter groeien in omvang en in 1649 werd opnieuw besloten tot uitbreiding. Op 28 juni 1649 vergaderde de magistraat van Neusen met enkele leden van de kerkenraad op het Mauritsfort ten huize van Cornelis Cornelissen Calis, constabel ende tavenier (stalhouder en waard). Er was een bestek gemaakt waarvan het houtwerk werd aangenomen door Cornelis Rochussen, timmerman te Vlissingen, voor 54 pond Vlaams. Het steenwerk werd gegund aan Isaack Outerman, metselaar te Vlissingen, voor de som van 122 pond Vlaams. De nieuw gebouwde kerk op den Hoeck was echter niet van al te beste kwaliteit. Nog geen dertig jaar later, in 1678, wordt de herstelling van kerk, consistorie en toren aanbesteed voor 106pond Vlaams, te verdelen over 7 achtereenvolgende jaren. Er is dus sprake van een heus meerjarig onderhoudsplan. Het was blijkbaar wel nodig: de toren dreigde in te storten, van het dak waren verschillende pannen gewaaid zodat bij slecht weer en regen de schoolmeester geen dienst kon doen op zijn gewone plaats midden in de kerk vanwege het stadig druppen en ook de muur van het kerkhof verkeerde in een deplorabele toestand. Het bleef echter lapwerk want de klachten over de slechte staat van het kerkgebouw bleven aanhouden. In 1713 besloot de kerkenraad dat het zo niet langer kon. Er werd een noodkreet geschreven aan de Staten van Zeeland: het dak was al verschillende jaren van een toren(tje) ontbloot, zodat men de klok niet kon luiden, terwijl er toch zon fraaie aanwezig was. Die hing nu in het portaal bij de ingang, nog geen voet hoog, aan half vergane balken, zodat er alleen maar wat met de klepel geklept kon worden. Slechts de mensen op het dorp konden dat horen en zo gebeurde het wel dat de bewoners van de polders te laat in de kerk kwamen. Met de kerk zelf was het al niet veel beter gesteld. Het pannendak was nooit helemaal dicht en bij harde wind kwamen soms brokken kalk naar beneden, 's Winters kon het binnen ondraaglijk koud zijn. Daarom vroeg de kerkenraad dringend een kloktorentje, desnoods van hout, waardoor de gehele gemeente het klokgelui duidelijk zou kunnen horen. En een nieuw dak natuurlijk. Na een tweede bedelbrief in 1714 kwam er financiële ondersteuning van de Staten van Zeeland en nam het werk een aanvang. Al

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2017 | | pagina 8