c i u fjij: o-H.rrn ,vra-:- Is gslsso I a'TSHf-p va;.-zo;- 'Jmauk. O O I ^"Ti 'Jrt M KOB MOOIST'- ~BTJBC;tT Kerk te 2<snnemair? 18 - -1y a .if* k -•* Y ,J»>,fr ic4y ^r/ y A* -ffmrtyrrr*' 5* Tekening van de zuidzijde van de kerk, met plattegrond, door C. Timmerman Cz., 1867. (Rijks dienst voor het Cultureel Erfgoed.) Burgemeester Moolenburgh hielp door 10.000,- tijdelijk uit te lenen. Als tijdelijk onderkomen voor de kerk diensten werd een houten loods gebouwd omdat de lagere school te klein en ondoel matig was. Ondertussen deden zich per sonele wisselingen voor als uitvloeisel van het koninklijk besluit om het beheer van de kerkelijke goederen en fondsen aan de plaatselijke kerken te laten. Op 20 februari 1867 werd Cornelis Johannis Moolen burgh benoemd tot president-kerkvoogd in plaats van ds. Zeeman die tot secretaris werd gekozen. In formele zin maakte hij geen deel meer uit van het college van kerkvoogden maar als predikant was hij adviserend lid. Zijn aandeel in het werk bleef onverminderd groot. De afbraak van de oude kerk en het leggen van het fundament voor de nieuwe kerk verliepen voorspoedig. Op 24 april 1867 werd de eerste steen gelegd. Die eer werd gegund aan burgemeester en ambachts heer mr. Jakob Moolenburgh (Zonnemai- re 1827-Zierikzee 1892). Hij stamde uit een vooraanstaande landbouwersfamilie en was advocaat en procureur en vervol gens notaris in Zierikzee. Vanaf 1853 was hij lid van Provinciale Staten van Zeeland. Later werd deze liberaal lid van de Eerste Kamer. De vader van president-kerkvoogd Cornelis Johannis Moolenburgh en Jakob Moolenburgh waren achterneven. Een gedenksteen in de zuidelijke gevel van de kerk herinnert aan het leggen van de eer ste steen. De bouw verliep voorspoedig. Dat was mede te danken aan de door de kerkvoogdij benoemde opzichter voor de bouw, A. Stoutjesdijk. Hij was tegen de zin van de architect benoemd die een ei gen medewerker op het oog had. Stoutjes dijk kweet zich zeer goed van zijn taak en toen hij voortijdig ontslag moest nemen wegens een benoeming als opzichter bij de Waterstaat in Noord-Holland kreeg hij een gratificatie van 100,-. Voor de res terende periode, vanaf maart 1868, werd E.L. de Weerd uit Zierikzee benoemd. De toren vormde een probleem. De architect had een plan gemaakt dat erin voorzag om het onderstuk te laten staan en daar een nieuwe spits op te bouwen. De kosten daarvan zouden 2.400,- be dragen. Het verzoek van de kerkvoogdij aan de gemeente om daaraan bij te dragen, vond een welwillend gehoor. Maar omdat er vragen waren bij de uitvoerbaarheid wilde de gemeenteraad dat een onder zoek zou worden ingesteld door twee deskundigen, waarvan een aan te wijzen door de gemeente en de andere door de kerkvoogdij. Dat werden M. Couvée, gemeentebouwmeester van Zierikzee, en architect Bellingwout. Hun rapport wees uit dat het plan niet uitvoerbaar was. Het onderstuk van de toren was in te slechte staat. Door de afbraak van de kerk had de toren onvoldoende steun en daardoor waren de muren ontzet. Bovendien zou het eindresultaat lelijk zijn. De kerkvoogdij koos voor de goedkoopste oplossing: sloop van de oude kerk, bouw van een spits op de nieuwe kerk aan de oostelijke zijde en het bouwen van een nieuw brandspuithuisje voor de burger lijke gemeente, met de oude stenen van de afbraak. Maar op dringend verzoek van architect Bellingwout kwam de kerk voogdij daarop terug. Uiteindelijk werd op 13 juni besloten het onderste deel van de bestaande toren te herstellen en verder geheel nieuw op te bouwen. Die oplossing kreeg zeven stemmen, vijf waren voor de bouw van een spits op de nieuwe kerk en afbraak van de toren. Ook werd besloten dat de toren een hoogte zou krijgen van 2Vi meter boven de nok van de kerk, met daarboven de spits. De burgerlijke gemeente had zich inmiddels bereid jjijfin Gedenksteen in de zuidgevel, 2018. (Foto Klazina Uil.) 19 Mr. J. Moolenburgh. (Collectie Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, Zierikzee, SP 0453.) verklaard de helft van de kosten tot een maximum van 1.280,- bij te dragen, te betalen in jaarlijkse termijnen van 40,-. Dit onder voorwaarde dat de kerk het onderhoud voor zijn rekening zou blijven nemen. Ds. Zeeman, die afwezig was op de ver gadering, liet in de volgende bijeenkomst zijn bezwaren horen. De voorgenomen hoogte was lager dan die in het bestek stond. Het verschil was 2,25 meter. Het zou een lelijk gezicht worden. Bovendien vond hij de regeling met de gemeente onbillijk omdat deze de eigenaar van de toren was. Ook al omdat de kerk zeer welwillend was door geld uit te lenen aan de gemeente tegen een lage rente en zorgdroeg voor het onderhoud van het uurwerk. Voorlopig werd besloten eerst te wachten op de reactie van Provinciale College van Toezicht in Zeeland. Alle belangrijke financiële transacties en handelingen over eigendommen waren onderworpen aan de goedkeuring van dit college. De predikant probeerde in de vergadering van 16 augustus nogmaals de kerkvoogden en notabelen te bewegen af te zien van een kortere toren die niet in verhouding zou zijn met de kerk. Hij kreeg de heren niet mee. De hoogte van de te bouwen toren was ook een doorn in het oog van wethouder A. van den Bout. Hij bracht dit naar voren in de vergadering van de gemeenteraad op 24 augustus. Van den Bout stelde voor een commissie te benoemen om overleg te voeren met de kerkvoogdij en om te overwegen de bijdrage van de gemeente te verhogen. Echter, de stemmen staak ten. Maar het signaal was voldoende. De kerkvoogdij besloot alsnog dat de toren de aanvankelijk gedachte lengte zou krijgen. Daarmee kreeg ook ds. Zeeman zijn zin. Ook kreeg hij gelijk van het College van Toezicht want dit stemde aanvankelijk niet in met de regeling met de burgerlijke gemeente. Uiteindelijk werd overeenstemming be reikt door de toezegging van de gemeente Zonnemaire om 1.350,- bij te dragen, zijnde de helft van de kosten van het on derste deel van de toren, te betalen in 27 jaarlijkse termijnen van 50,- met een rente van 5 procent. Om tegemoet te ko men aan de bezwaren van het College van Toezicht was de gemeente bereid voortaan de kosten voor zijn rekening te nemen van het onderhoud van de nieuwe toren, de klok en het uurwerk en van het opwinden daarvan. Als tegenprestatie moest de her vormde gemeente 50,- per jaar betalen voor het gebruik van de klok en een nieuw uurwerk aanschaffen. Die laatste voorwaarde was niet billijk, maar in het belang van het geheel wilde de kerkvoogdij van de hervormde gemeente daarin toegeven. De burgerlijke gemeente had daarvoor argumenten. Op de oude toren was één wijzerplaat, op de nieuwe zouden er vier komen waarvoor het oude uurwerk, waarvan het herstel duur was, zou moeten worden aangepast. Zowel het College van Toezicht als Gedeputeerde Staten van Zeeland, die het raadsbesluit moesten goedkeuren, gingen akkoord. Dit nadat Burgemeester en Wethouders in een uitvoerige brief aan het College van Toezicht - een ongebruikelijke stap - de legitimiteit van hun standpunt hadden uiteengezet. Het College van Toezicht Kerk en toren, circa 1910. Links de pastorie, het geboortehuis van Pieter Zeeman. (Collectie Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, Zierikzee, Z 0246.)

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2018 | | pagina 10