20
Orgel, 2005. (Foto Het Historische Orgel in Nederland; Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.)
keurde weliswaar het besluit van de kerk
voogdij goed maar drong er sterk op aan
dat zij bij de gemeente erop zou aandrin
gen de helft van de kosten, of tenminste
een deel daarvan, van het nieuwe uurwerk
voor hun rekening te nemen. Daarvan
wilde de gemeenteraad niet weten; de
bijdrage voor de toren was meer dan vol
doende,zo schreef het gemeentebestuur op
22 november terug aan de kerkvoogden.
Bij nader inzien besloot de gemeenteraad
in 1868 toch 50,- bij te dragen voor het
nieuwe uurwerk. De reden was dat geko
zen werd voor een uurwerk dat eens in de
acht dagen opgewonden moest worden.
Dat was 100,- duurder dan een uur
werk dat eens in de 24 uur moest worden
opgewonden. Het nieuwe uurwerk kwam
daardoor op 550,-, maar dat werd
ruimschoots terugverdiend doordat er
minder hoefde te worden betaald voor het
opwinden. Ds. Zeeman had via een 'Ami
ce-briefje' burgemeester Moolenburgh
weten te overtuigen die dit voorstel door
de gemeenteraad loodste. Uiteindelijk
werd de gemeentelijke bijdrage bepaald op
100,-. Dat de gemeente goedkoop uit
was met de nieuwe toren en het nieuwe
uurwerk bleek toen de verzekeringen wer
den afgesloten. De herbouwwaarde van de
toren werd vastgesteld op 5.000,-. Het
uurwerk werd verzekerd voor 1.500,-.
De ingebruikneming
De datum van voltooiing van het werk,
1 april 1868, werd ruimschoots gehaald.
Op 19 april 1868 werd de kerk in ge
bruik genomen. Ds. Zeeman sprak eene
uitmuntendefeestrede uit naar aanleiding
vanPsalm 118:24, Dit is de dag dien de
Heere gemaakt beefi; laat ons op denzelven
ons verbeugen en verblijd zijn. De kerk
zat vol. De kerkdienst werd opgeluisterd
door beurtgezang. In de pers was er lof. De
Zierikzeesche Courant vond het nieuwe
gebouw fraai en doelmatig ingerigt. Aanne
mer Timmerman had zich met lof van zij
ne taak gekweten. Het krantenverslag sloot
af met: Dit kerkgebouw moge der gemeente
ten rijken zegen zijn. Op 22 juni vond de
opneming van het werk plaats en werd de
lijst van meer- en minderwerk vastgesteld.
Ook die afwerking verliep vlot. Op de
genoemde datum werd tevreden terug
geblikt. Wederzijds waren er woorden van
dank met de beste tvenscben voor den bloei
der kerk. Het eindbedrag van de bouw en
inrichting, met alles wat erbij hoorde, was
uitgekomen op 30.371,8314. Daar kwam
nog 330,- bij voor het schilderen van de
kerk, dat in het najaar werd afgerond.
Veel was nieuw maar ten aanzien van de
preekstoel werd ervoor gekozen de oude
te herplaatsen in de nieuwe kerk. Deze da
teert uit de tweede helft van de achttiende
eeuw. De bordjes met de te zingen psal
men en gezangen, die bevestigd waren op
de voor- en zijkanten van de kansel, keer
den niet terug. Een toentertijd ingesteld
onderzoek wees uit dat de voet van de
preekstoel een omgekeerd doopvont was.
Even werd overwogen het te vervangen
door een houten voetstuk maar omdat
het niet ging om een zeer oud doopvont
en daarmee de oudheidkundige waarde
betrekkelijk was, werd van dat plan af
gezien. Rond de kansel werd een nieuwe
dooptuin geplaatst. Links en rechts van de
kansel werden tekstborden opgehangen.
Op het bord aan de linkerzijde staat: De
Heer kent degenen die de zijnen zijn, en op
het bord aan de rechterzijde: Een iegelijk
die den naam van Christus noemt, sta af
van ongerechtigheid. Deze teksten zijn ont
leend aan 2 Timotheüs 2:19.
De haan op de toren keerde terug op de
nok van de kerk en was opnieuw verguld.
Wat ook gehandhaafd bleef was de con
sistorie, die tegen de toren was gebouwd.
Van 1864 tot 1935 deed deze consistorie
dienst als gemeentehuis. Uit de oude kerk
werd een aantal grafzerken overgebracht
die in de nieuwe een plaats vonden. Ook
de oude kanselbijbel, in gebruik genomen
in 1737 en een geschenk van ambachts
heer Maurits Adriaan de Savornin en
het dorpsbestuur, bleef in gebruik. Later,
omstreeks I960, werd deze verkocht om
er een nieuwe kanselbijbel voor terug te
kunnen kopen. In de nieuwe toren hing de
klok uit 1525.
Voor de banken bleef de regeling uit de
oude kerk van kracht. Ze waren in drie
klassen verdeeld. Voor 1,50, 1,- en
0,50 per jaar waren de zitplaatsen te
huur. Vrouwen en mannen zaten ook in
de nieuwe kerk gescheiden. Was er vroeger
een bank voor het dorpsbestuur, ook in de
nieuwe kerk werd een bank voor de leden
van de gemeenteraad bestemd. Het werd
bank nummer 4 van de manszitbanken,
waarin de eerste plaats was vrijgehouden
voor de ambachtsheer, tevens burge
meester, mr.J. Moolenburgh. Ook voor
de kerkenraad en voor de kerkvoogden
en notabelen waren er banken. Zat de
voorzanger eerst bij de plaats waarvan hij
zijn werk deed, nu werd volstaan met een
lessenaar, terwijl hij een nieuwe zitplaats
in een van de banken dichtbij kreeg.
Het voormalige kerkhof aan de zuidzijde
van de kerk werd beplant en in een plant
soen veranderd. Het huidige hek werd
in 1915 geplaatst en vervaardigd door de
plaatselijke smid Verhulst. De zerken pa
len, met kettingen daartussen, die tot dat
moment de afscheiding vormden, werden
door de gemeente overgenomen en her
plaatst op de begraafplaats.
Orgel
Bij het besluit om een nieuwe kerk te
bouwen, was ook nagedacht over de
aanschaf van een orgel, maar het besluit
daarover werd uitgesteld. Dat orgel kwam
er in 1871. Na diverse inlichtingen te
hebben ingewonnen, bleek Pieter Flaes
(1812-1889) uit Amsterdam de meest
geschikte orgelbouwer. Eerder, in 1868,
hadden de orgelmakers Flaes Brünjes
een orgel in de hervormde kerk van
Noordwelle, op datzelfde Schouwen-
Duiveland, geleverd. Vanaf 1869 was
Flaes zelfstandig verder gegaan. Hij was
overgekomen, had deskundig advies
gegeven en tekeningen en disposities
achtergelaten. Kerkvoogden en
notabelen waren ermee ingenomen en
gaven opdracht tot de levering van het
orgel voor 3.600,-. Het moest aan de
oostzijde van de kerk komen te staan,
op een galerij, tegenover de preekstoel.
Op advies van Flaes werd een deel van
de muur bij de hoofdingang van de kerk,
waarop het orgel moest komen te staan,
weggebroken. Het acht voets orgel telt
twee klavieren en een aangehangen pedaal
met twaalf registers. Deze registers zijn
niet naast de klavieren te vinden, maar in
een rij boven de lessenaar. De speeltafel is
gesitueerd tegen de rechterzijwand van de
orgelkas.
De door Flaes voorgestelde twee beelden
werden weggelaten. Maar wel staan bo
venop de linker- en rechtertoren van de
orgelkas twee tuinvazen. Op de toren in
het midden staat een met een bladerkrans
versierde lier waartegen aan weerszijden
een viool leunt. Aan de zijkanten zijn
een trompet en klarinet te zien, alles fraai
gesneden. De orgelkas is bruin geschil
derd en de horizontale lijnen zijn geel
afgebiesd. Voor een deel is het snijwerk
verguld. Het schilderen van het orgelfront
werd opgedragen aan C.J. van Splunter.
Het hoofd van de school, Hermanus Kar-
reman, tot dusverre voorzanger, werd tot
organist benoemd en Simon Schilperoort
tot orgeltrapper.
Op zondagmiddag 7 januari 1872 werd
het orgel ingewijd en weer was het ds.
Zeeman die voorging. Dit keer was zijn
preek naar aanleiding van Filippensen
4:8b: al wat lieflijk is, al wat wel luidt.
D.H. Ezerman, organist in Zierikzee,
bespeelde het orgel. Hij had toezicht
gehouden op de bouw. Volgens het kran
tenverslag in diezelfde Zierikzeesche Cou
rant muntte het orgel uit door rijkdom en
kracht van geluiden. Ezerman bespeelde
ook 's avonds het orgel. Ook nu trok deze
gebeurtenis veel kerkgangers, ook van
buiten Zonnemaire.
Het orgel telt 855 sprekende pijpen en
is het enige Flaes-orgel dat zich nog in
vrijwel originele staat bevindt. Op het
orgel heeft in het bijzonder mevrouw
A.W. (Jeanne) van 't Veer-van Dijke
(Zonnemaire 1927-Zierikzee 2017) zich
onderscheiden. Zij was in 2007 vijftig jaar
organiste en kreeg daarvoor de gouden
broche met briljant van de Protestantse
Kerk in Nederland. In 2010 nam zij af
scheid.
Kerk en toren, 2018. (Foto Klazina Uil.)