5
nieuwe toren voor de kerk. Hij geeft niet
alleen aandacht aan de bouw van een
nieuwe toren (III) maar ook aan de sloop
van de voorgaande (II) en het daarbij
aantreffen van een nog ouder fundament
(I). Hij vermeldt dat voor de bouw van de
toren 700.000 stuks stenen werden aange
voerd, 24 tot 60 hoed kalk en 305 voer
zand. De bouw zou zijn gestart in 1534.
Boreel de Mauregnault merkt op dat aan
de toren (III) negen weken is gebouwd
en dat hij toen dezelfde hoogte had als in
1539.
Op basis van de gegevens uit de verloren
gegane stadsrekening en uitgaande van
gelijke afmetingen van de toren van Goes
met die van Kloetinge (9x9 meter, muur
dikte circa 1,40 meter) neemt Dekker aan
dat ongeveer 30.000 a 35.000 bakstenen
nodig zullen geweest zijn per strekkende
meter muur. Daarom komt hij op een
maximale bouwhoogte van 15 a 20 meter. 1
Zoals hierboven al gemeld staat er waar
schijnlijk al vanaf het tweede/derde
kwart van de zestiende eeuw geen toren
meer voor de Grote kerk in Goes. Uit de
tijd van het verdwijnen van deze toren
beschikken we over twee bronnen. Als
eerste is er de stadsplattegrond van Jacob
van Deventer (afbeelding 3). Hierop valt
de grillig getekende kerk nogal op. Te zien
3. Uitsnede van het minuutplan van Jacob van
Deventer van de omgeving van de Grote Kerk.
is een dakruiter, de zuidzijde van het koor,
het zuidtransept, de zuidzijde van het
schip, en de westgevel. Er staat een dikke
toren westelijk van de kerk, in de hoek van
het kerkhof. De Singelstraat gaat er keurig
omheen. Een klein dak bekroont de toren.
Meestal determineert men deze toren
als de klokkentoren uit 1384; de carto
graaf zou hem op een verkeerde plaats
hebben gezet. Er is veel voor te zeggen
om deze toren als toren III te determi
neren; dan staat hij weliswaar iets te ver
naar het noorden getekend, maar hij valt
wel binnen de Singelstraat, en hij heeft
het plompe voorkomen dat past bij een
onvoltooide kerktoren. De klokkentoren
ontbreekt op de kaart, wat vreemd is.
Als tweede hebben we de 'belege-
ringsprent' van Goes uit 1572 (een negen-
tiende-eeuwse kopie van een schilderij
uit de zestiende eeuw, afbeelding 4). De
maker van het oorspronkelijke schilderij
van de gebeurtenissen uit 1572 heeft zich
wellicht op een stadsgezicht van vóór
1530 gebaseerd. De situatie van de kerk
zou in 1572 al niet meer bestaan hebben.
Aangezien het hier een kopie van een
schilderij betreft naar een oudere situatie,
is het mogelijk dat hierin zaken geïnter
preteerd zijn op een niet geheel correcte
manier. Dekker ziet in de afgebeelde kerk
toren de tweede toren. Mogelijk heeft de
schilder zich gebaseerd op een van voor
1530 daterende afbeelding van de stad
Goes. Ook bestaat de mogelijkheid dat de
toren op de tekening, de klokkentoren is
die in 1970 is opgegraven ter hoogte van
het huidige WEA-kantoor.
Een passage uit de beschrijving van
Boreel de Mauregnault biedt wellicht
ook nieuwe informatie over het moment
van verdwijnen van toren III. Hij schrijft
namelijk over de rekening ...begonnen
anno 1534 en gespecificeerd tot de hoogte,
dat dezelve had anno 1539... Aangezien de
beschrijving van Boreel de Mauregnault
uit een periode ruim na 1539 dateert, lijkt
4. Detail van een anonieme tekening van het beleg van Goes in 1572. Centraal de omgeving van de Grote kerk met toren. (Gemeentearchief, Goes,
topografisch-historische atlas, nr. 515).
hij met dat jaartal te verwijzen naar een
moment in het bestaan van de toren. Dit
kan het einde van het bouwproces zijn,
de voltooiing van de toren maar ook het
moment van afbraak.
De vraag blijft echter waar de toren
gestaan heeft. Ook is het de vraag waarom
er gestart is met de bouw van een toren in
1534, maar dat daar later niets meer van is
teruggevonden? Archeologisch onderzoek
lijkt daarbij uitkomst te bieden.
Archeologisch onderzoek
Zoals al eerder aangegeven is in het eerste
decennium van de eenentwintigste eeuw
op uitgebreide schaal archeologisch
onderzoek uitgevoerd rondom de Grote
kerk wat mogelijk een ander beeld werpt
op de afwezigheid van een toren voor de
kerk. Hierbij wordt onderscheid gemaakt
tussen de archeologische onderzoeken van
1994 en 2007/2008
1994
In 1994 is de riolering in de Singelstraat
vernieuwd. De heren Abelmann, Van de
Vrede en Van der Linden zien de werk
zaamheden aan en merken op dat er op
verschillende plaatsen archeologische
resten worden aangetroffen. Archeologie-
minded als zij zijn, proberen zij de resten
zo goed en kwaad als mogelijk te docu
menteren.8 Van der Linden meldt in
zijn brief aan mevrouw Vreenegoor, van
de Rijksdienst voor het Oudheidkundig
Bodemonderzoek, wat er werd aange
troffen. Op de tweede pagina van deze
brief lezen we de volgende passage:
Op 30,72 meter van de hoofdingang van
het museum werd aan de westzijde van
de Singelstraat pal voor de Rooms Katho
lieke Maria Magdalenakerk een zware
fundering aangetroffen.1 Het gaat hier
vermoedelijk om een fors poortgebouw van
het voormalige Slot Oostende. De datering
ligt ergens aan het einde van de dertiende
of begin veertiende eeuw. Het fundament
dat uit rode bakstenen was opgetrokken
(25x13x7) bestond uit twee delen van
achthoekige 'torens' verbonden met tussen
liggend muurwerk. Het poortgebouw was
ongeveer 23,00 meter breed waarvan iedere
toren een doorsnede had van ongeveer 8,00
meter. Defundamenten bevonden zich op
1,00 meter beneden het wegdek.
Afbeelding 6 toont de ligging van alle
resten die zijn aangetroffen tijdens het
onderzoek in 1994. In rood is de ligging
van het hierboven beschreven fundament
weergegeven.
De interpretatie zoals die in 1994 is
gegeven was voor de hand liggend. Al
decennia lang wordt namelijk aange
nomen dat het huidige Slot Oostende
ontstaan is uit een motte-kasteel waarbij
de hoofdburcht ter hoogte van de katho
lieke kerk ligt en waarbij het huidige Slot
Oostende ter hoogte van de voorburcht
is ontstaan (afbeelding 5). Toch is er de
laatste jaren nieuwe informatie ontdekt
die zorgt dat we de interpretatie van de
fundamenten als zijnde de monumentale
dertiende-, veertiende-eeuwse toegangs
poort van Slot Oostende in twijfel
kunnen trekken.
Ten eerste is het belangrijk om het
baksteenformaat nader te bekijken. Het
formaat van de bakstenen en de datering
lijken namelijk niet met elkaar te stroken.
De vroegste bakstenen waarmee in
Zeeland werd gemetseld, de zogenaamde
kloostermoppen, hadden een afmeting
van 32xl4x8cm. Soms kwam het voor dat
de bakstenen zelfs nog groter waren. Deze
bakstenen dateren uit het derde kwart van
de dertiende eeuw. Globaal gezien kan
gesteld worden dat in de hierop volgende
eeuwen het formaat van de bakstenen
kleiner werd. In de Spaanse tijd werd in
België bijvoorbeeld een 'Spaans formaat'
gemaakt dat als afmetingen 24x12x6
had. Wanneer we nu het formaat van het
5. Reconstructie van de ontwikkeling van Goes in de dertiende eeuw, aangegeven op het
kadastrale minuutplan van 1832.1. Kerk; 2. Hal; 3. Motte; 4. Cijnshofsteden; 5. Marktveld
(Uit; Dekker 2002, afb.30).