6 7 fundament aan de Singelstraat afzetten tegen de twee hierboven genoemde formaten vertoont het formaat van de Singelstraat eerder overeenkomsten met dat uit de zestiende eeuw dan dat uit de dertiende eeuw. Ten tweede zal de oorspronkelijke ontsluiting van het Slot Oostende aan de kant van de Wijngaardstraat hebben gelegen. Het ligt dan niet voor de hand dat het aangetroffen fundament toe heeft behoord aan de toegangspoort van Slot Oostende. Vraag is natuurlijk wat het dan wel is geweest? 2007/2008 Hierin brengt archeologisch onderzoek uit 2007 meer duidelijkheid. Tijdens dit onderzoek naar aanleiding van de herinrichting van de omgeving van de kerk is namelijk het onderzoek uit 1994 opnieuw ingemeten, zij het als recente verstoring. Hieruit blijkt dat de opgraving en daarmee ook het fundament zoals dat in 1994 met de hand was ingemeten, iets anders ligt dan op basis van de tekening uit 1994 (afbeelding 7). Daarmee kan de positie van het fundament iets worden aangepast. Vergelijking van de opgraving uit 1994 met de verstoring in 2007 doet vermoeden dat het onderzochte gebied meer naar het westen moet worden verplaatst. Heeft men dan in 1994 verkeerd gemeten? Zeker niet. Waarschijnlijk heeft men de opgravingsgegevens vanuit het verkeerde nulpunt geprojecteerd. Zeer waarschijn lijk heeft men de resten geprojecteerd vanuit de linkse deurpost van de ingang van het museum in plaats van de rechter. Wanneer men er bovendien vanuit gaat dat niet de kortste afstand van de ingang van het museum naar het fundament, maar de langste afstand 30,72 meter is, schuift de volledige projectie enkele meters naar het zuiden op en komt daarmee exact voor de ingang van de grote kerk te liggen (afbeelding 8). Wanneer we vervolgens rekening houden met de afmetingen van het fundament (ca. 23 meter) lijkt het er heel veel op dat het hier niet de toegangspoort van het voormalige slot Oostende betreft maar eerder een restant van een voormalige toren van de kerk. Zeer waarschijnlijk de toren waaraan men in het begin van de zestiende eeuw is begonnen met bouwen en die nooit is afgebouwd. Het betreft een vierkante toren met een omvang van circa 15-16 meter ter hoogte van het maaiveld (afbeel ding 9).'° 7. Het onderzoek uit 1994 handmatig ingemeten (zwart) en digitaal 9. De globale reconstructie van de ligging van de derde toren van de ingemeten (groen). Grote kerk van Goes (oranje-bruin). 6. Ligging van het fundament (rood) binnen de contour van het archeologisch onderzoek (zwart) uit 1994. 8. De ligging van het fundament uit 1994 bepaald op basis van de ligging van de onderzoeksput zoals die in 2007 is gedocumenteerd. Op het eerste gezicht lijken deze afme tingen bijzonder groot. Wanneer we echter gaan kijken naar enkele Zeeuwse torens uit het einde van de vijftiende eeuw en het begin van de zestiende eeuw blijkt dit mee te vallen. Zo is de inge bouwde westtoren van Grote kerk in Veere die afgebouwd werd rond 1521 ca. 18x18 meter. Ook de iets oudere Sint Lievensmonstertoren van Zierikzee heeft afmetingen die in de buurt van de 24 meter liggen. De aanwezigheid van een toren van 15 of 16 meter in het vierkant voor de kerk in Goes lijkt daarmee goed te verklaren binnen zijn tijd. Het kan wellicht gezien worden in een tijd van voorspoed, waarin steden elkaar naar de kroon wilden steken door onder andere een zo groot mogelijke kerktoren te laten bouwen. Opmerkelijk is trouwens dat deze torens nooit zijn afgebouwd. Zoals bij zoveel middeleeuwse kerken was een gebrek aan economische middelen hier voor vaak de aanleiding. Het is mogelijk dat ook in Goes de aan het begin van de zestiende eeuw geplande toren niet is afgebouwd doordat de financiering stokte. Dit lijkt echter niet te maken te hebben met economische teloorgang. Tot 1572 draaide de economie van Goes prima. De schade van de brand in 1554, die een kwart van de stad in de as legde, werd in een mum van tijd hersteld. Maar waarom dan de toren afgebroken? Op bovenstaande vraag zijn meerdere antwoorden mogelijk. Een eerste moge lijkheid is dat hij slecht gefundeerd was op de overgang van de kreekrug naar de achterliggende poelgronden. Wellicht konden de poelgronden, die uit klei en veen bestaan, het gewicht van de toren niet aan. Een tweede mogelijkheid is dat de animo afnam voor de Roomse eredienst aan de vooravond van de Refor matie. Wellicht daarmee samenhangend vond het stadsbestuur de bouw van een grote toren geldverspilling? Een derde optie wordt duidelijk wanneer we de berekening van Dekker aanhalen voor het bepalen van de hoogte van de toren op basis van de torens van Kapelle en Kloe- tinge.1" Hij stelt daarin dat voor een toren met een afmeting van 9x9 meter en muur dikte van 1,40 meter voor het optrekken van een strekkende meter muurwerk 30 a 35.000 bakstenen noodzakelijk zijn. Op basis daarvan en op basis van de melding van Boreel de Mauregnault in zijn aante keningen uit de stadsrekening waarin hij stelt dat 700.000 stenen zijn aangekocht, neemt hij aan dat de toren een hoogte van 15 a 20 meter moet hebben gehad. Wanneer we nu aannemen dat de toren niet 9x9 maar circa 15x15 meter groot was komen we op een hoogte van 9 of 12 meter uit. Dit bouwwerk zal met goed fatsoen geen toren genoemd zijn. Wellicht heeft men daarom besloten om de toren af te breken. Een vierde mogelijkheid is dat er op andere belangrijkere terreinen een enorme vraag naar bouwmaterialen ontstond. Wellicht braken de gekwelde Goesenaars in opdracht van het garnizoen Spanjaarden kort voor of na 1572 de toren af om de stadsverdediging te versterken. Een vijfde optie zou kunnen zijn dat men de stenen heeft gebruikt bij het recon strueren van deels verspoelde dijken na de Allerheiligenvloed van 1570. Wellicht zullen we nooit helemaal precies weten wat de reden is voor het afbreken van de derde toren van de Grote kerk in Goes. Het is echter wel goed om te weten dat er nog een groot deel van de laatste, mysteri euze, toren onder de grond aanwezig is. Literatuur Stichting Vakopleiding Bouwbedrijf, Cursus Restauratie van Oude gebouwen, 's-Gravenhage 1985. Dekker, C„ Een schamele landstede. Geschiede nis van Goes tot aan de Satisfactie in 1577, Goes 2002. Haslinghuis, E.J., H. Janse, (5de geheel opnieuw bewerkte en vermeerderde druk), Bouwkundige termen, Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie, Leiden 2005. D'Hondt, F.G.R., Archeologisch Bureauonder zoek Goes, De historische stadskern, de Voorstad en het havengebied, Artefact! Rapport 183, Zaamslag2016. Van der Linden, D., rapport aan mevrouw Vree- negoor van de Rijksdienst voor het Oudheid kundig Bodemonderzoek. (ZAA), Goes 1994. Theunissen, S.f.J., Archeologisch Onderzoek bij de herinrichting van de Singelstraat/Zusterstraat te Goes (gemeente Goes), 2016. Zeeuws Archief, verzameling P.A. Boreel de Mauregnault 103-19. Zeeuws Archief (ZA). Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA). Noten 1. Dekker 2002, p. 94. 2. Dhondt 2016, p. 41-43. 3. Dekker 2002, p. 99. 4. Dekker 2002, p. 99-101. 5. Gemeentearchief Goes, Retroacta, inventa risnummer 20. 6. Zeeuws Archief, verzameling P.A. Boreel de Mauregnault 103-19. 7. Dekker, 2002, p. 447. 8. Schrijven dhr. D. van der Linden 1994. Zeeuws Archeologisch Archief, dossier 2250. 9. Hier wordt het Historisch Museum De Bevelanden bedoeld. 10. Aangezien de minimale afstand tussen het fundament en hoofdingang van de kerk circa 15-16 meter is kan de toren niet gro ter geweest zijn dan 15-16 meter. Hierbij is rekening gehouden met het inspringen van de fundering van 23 meter met een halve steen per laag over een diepte van 1 meter. 11. Dekker 2002, p. 447.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 2018 | | pagina 4