11. Weitje van Scheele_SteenovensZaamslag,_ genu Axel. Buitenge- wQÖn""ïraaï" weitje mê^'ve el .knotwilgen. Dit"terrë.intj.e Ise_en klein stukje uit een veel groter gebied waar het typisch Zeeuws-Vlaamse dijken- knotwilgen- meidoornheggen- populierenpatroon bewaard is ge bleven. Door de grote hoeveelheid overgangen van het ene "terrein type" in het andere ook een grote variatie in vogelsoorten. Dit weitje is vooral van belang voor kleine zang- en bosvogels ...en stee.n- uil. Opp. 1,25 ha. Toegankelijk alleen mét toestemming van de eige naar. .De omgeving biedt veel moge li jkheden tot fraaie wandelingen,. Sponselee. VELDERViiRIHGEB. Door B. Grootjans. Zondag 22 maart, had ik om 6.00 uur afgesproken met de hr. Huijzer, die ik in mijn volgende belevenissen kortweg Leo noem. Wij moesten nog een kwartier op de ochtendschemering wachten, waarna wij eerst naar de oude herenhuizen v.d. oude staalfabriek a.h. Zui derdok reden, waar wij hoopten Kerkuilen te zien, die ik daar al 1 dikwijls heb waargenomenen die bij mijn weten daar al 5 jaar wonen ■in een huis dat half is afgebroken. Wij naderden stil de bewuste plaats en hadden geluk: een Kerkuil, die weliswaar niet in zijn ge bruikelijke holte zat, maar boven in de koepel van het huis, vloog direct naar buiten, maar kwam even later weer binnen om weer direct terug te keren, de weide polder in. Leo was teleurgesteld omdat zijn eerste kennismaMng met de Kerkuil maar zo kort geweest was, maar hij werd door mij opgebeurd met de gedachte, dat wij verderop in de ruïne van de oude staalfabriek misschien nog een andere zouden zien. Ik heb daar vroeger wel eens een Kerkuil een uur lang zitten bekijken, terwijl hij rustig zat te slapen. Wij reden dus verder langs de keracemfabriek en voorbij de uienbe- waarplaats van de heer de Bat parkeerden wij. en gingen te voet ver der over het drassige terrein naar de bewuste ruïne. Dichtbij geko men verzocht ik Leo niet meer te praten en mij stil te volgen. Ik keek in het bewuste gat'en daar zat weer een prachtige sinjeur met zijn grote ogen mij aan te kijken. Voor Leo mij echter bereikt had vloog hij weg. Toen wij ons echter^naar het nevenvertrek begaven, landde de uil op de rand van de ruïne en toen kreeg Leo de Kerku.il in zijn volle pracht te zien. Met zijn prachtige ogen in zijn ge-, sluierde kop keek hij'ons-èen vijftal minuten aan, waarna hij weer opsteeg en in de verte op het dak- van de keracemfabriek landde, waar hij ook dikwijls in de 'fabriek wórdt aangetroffen door mensen die daar werken. Dat beviel hem echter ook,niet en hij vloog verder naar het tweede huis aan het Zuiderdok, waar ik ook al dikwijls ben ge weest, maar nog nooit een uil heb aangetroffen en ook geen braakbal- len. Mijn ervaring met deze uil is, dat hij elke winter in de ruïne huist doch iedervoorjaar hier wordt weggejaagd door een koppel houtduiven die in het gat hun nest bouwen. Ik heb di.nu. al-4 lentes zien gebeuren en dat bewijst dus dat houtduiven ook geduchte vech ters zijn die niet voor een Kerkuil opzij gaan. Hoogst tevreden liepen wij het met onderaardse gangen en open water putten afgewisselde, voor kinderen gevaarlijke terrein af, terug naar de auto, waarna wij via ZevenaarpolderKoegorspolder en Axelse Sassing naar de reigerkolónie reden' in de hoge 'böm'en naast hét' Axels kanaal, waar onze elk jaar trouw terugkerende reigers hun nes ten aan herstellen waren, bij telden op bovengenoemde datum reeds 10 vogels.. Maar aan de nesten was nog niet veel gedaan, zodat wij veronderstelden dat zij pas waren aangekomen en de kolonie wel licht, nog niet vollédig was. Toen wij nog even hadden gekeken naar de trotse vlucht van de rondvliegende reigers, reden wijverder naar de üxelse Vlakte"voor een wandeling van ongeveer 1 uur door de laan met bomen over de'Suikerdijk en de Amaliaweg door de Dekkersweg te rug naar de laan met bomen die de vlakte scheidt van de Dekkerspol- derL Wij zagen op deze wandeling ongeveer 20 wilde konijnen op-het grasveldje naast de laan, die bij onze nadering hun holen in de dijk inschoten. Vele bergeenden waren ook reeds aanwezig op hun traditio nele broedplaatsen. Deze eenden broeden n.l. in de kohijneholen in de dijk en deze holen kan men gemakkelijk vinden want de Bergeenden trappen al het jonge gras plat, zodat een duidelijk zichtbaar spoor ontstaat naar het hol waarin de Bergeend huist. 18, i

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1971 | | pagina 6