ONDERZOEK NAAR HET BROEDBESTA^p VAN DE EKSTER. DE ZWARTE KRAAI EN DE
VLAAMSE GAAI IN O.Z. VLAANDEREN.
We hebben'al eens eerder aangekondigddat we een onderzoek, dat door ie
dere geinteresseerde is te verrichten, zouden publiceren. Hieronder dan
een voorbeeld. Wij zouden graag weten hoeveel broedparen van de hierboven
genoemde vogelsoorten er momenteel in ons gewest voorkomen.
Vooropgesteld dient te worden dat dit nooit tot op 1 nest nauwkeurig zal
zijn te zeggen en voor de Vlaamse Gaai zal de uitkomst zeker opmerkelijk
lager zijn dan de werkelijkheid.
Indien er leden zijn die, hetzij individueel hetzij in teamverband dit on
derzoek het komende seizoen ter hand willen nemen, dan mogen wij hen ver
zoeken contact op te nemen met ondergetekende.
Hij zal dan het onderzoek begeleiden, o.a. door het verstrekken van lite
ratuur, hulp (indien nodig) bij het maken van een verslag voor publicatie
t.z.t. in de Steltkluut en alle andere adviezen en zo nodig medewerking.-
(°n"tlecnd aan de hieronder genoemde literatuur)
EKSTER. Broedtijd: eind maart tot begin juni; broedduur: ca. 17 dagen;
aantal broedsels: 1 Het vrouwtje broedt vrijwel alleen. Soms worden oude
nesten gebruikt. Er worden speelnesten gemaakt. Het nest bestaat uit tak
ken en heeft een koepel met vliegopening opzij. In ons gewest veelal in
populieren en ander hoog op gaand geboomte, maar ook in hoge meidoorn
struiken en (langs de grens) in- denncb'osson.
VLAAMSE GAAI. Broedtijd: tweede helft april tot in mei, soms junibroed
duur: ca. 17 dagen; aantal broedsels: 1. mannetje en vrouwtje broeden. Het
nest i"s vrij klein en bestaat uit takken. De kom is bekleed met aarde en
O gevoerd met fijne plantenwortels en soms met haar. Veelal ligt het op een
horizontale tak. (VAN NES, 1953). In ons gewest vrijwel uitsluitend in de
bossen langs de grens, incl. de bosgebieden rond Hulst.
ZWARTE KRAAI. Broedtijdapril/mei tot in juni; broedduur: ca. 17 a 19 da
gen; aantal broedsels: 1. Man en vr. broeden, de laatste het meest. Broedt
niet in kolonies. Zijn erg reviervast. Oude nesten worden vaak opgeknapt
(König, 1966). In ons gewest voornamelijk in populieren en aidcre langs de
dijken. Hier en daar ook in grotere tuinen, waar hoge bomen zijn. Ook in
de bossen van ons gewest.
Werkgebied
Onderzocht kan worden geheel oostelijk Zeeuws Vlaanderen (resp. in- of ex
clusief dc Braakman) of een gedeelte,b.v. oen of moer gemeenten.
Werkwi jze
Xri O.Z.VI. is hot,vooral in het noordelijke gedeelte, hot gemakkelijkste,'
polder voor polder af te werken. Na het bestand aan hoge bomen te hebben
bekeken, kunnen beplantingen rond boerderijen en opgeschoten meidoofnheg-
'xjgen en solitaire struiken worden afgezocht. In de bosgebieden zal wat meer
intensief zoeken vereist worden. Daar betreden vah het Groot'Eiland niet
is toegestaan, zal het onderzoek aldaar moeilijker verlopen.
In het algemeen kan gelet worden op vlietende of voedselzoekende vogels.
Door de richting waarin ze wegvliegen te volgen, kan men bij het nest komen.
Ook op die manier kan een schatting van het aantal paren vorkregen worden.
Als men aan dc boomstam krabt of schuurt zal de broedende vogel meestal het
nest verlaten. Zo kan gecontroleerd worden of het nest bewoond is. Dc bewo
ning controleren is noodzakelijk, daar zowel oudervogols aL s nesten worden
beschoten, zodat niet ieder nest noodzakelijkerwijs oen geslaagd broedsel
moet zijn. Het is absoluut niet nodig naar de nesten te klimmen. Na het
broeden is het af- en aanvliegen van dc oudcrvogcls een bewijs dat cr jon
gen in het nest zijn.
Benodigdhcden
Kaartmateriaal, vogelgids, kijker.
Toegang.
Voor een aantal terreinen zal het nodig zijn toestemming tot betreden te
vr age n
Contacten.
Vöör~ënkele terreinen zullen jachtopzichters/boswachters aanvullende infor
maties kunnen verschaffen.
13