Wlj«haCden al gemerkt dat in een bosje tussen do zeedijk en de vangplaats een hoop kwetterende spreeuwen hun nachtverblijf hadden gevonden. Toen we er echter bij kwamen bleek het een komplete roestplaats te zijn van onge- veer 2000 stuks, die op onze naderirg fladderend en krijsend het midden van de doornbosjes opzochten. Het was een fascinerend gezicht, al die fladderende vleugels tussen de nog kale takken van de meidoorn afgetekend tegen de nachtelijke hemel. De spreeuwen voelden zich samen waarschijnlijk zeer sterk, want ze verlieten de bosjes niet. Maar voor spreeuwen waren wij niet gekomen deze nacht, het ging ons nu om de schorre-vogels die nog lustig liepen te roepen op het slik. We hoorden duidelijk de tureluurs, strandlopersscholeksters en de prachtige jodelende zang van do wulp door de steeds kouder wordende nacht klinken afgewisseld met de rauwe kreet* van een meeuw. Het was droog weer en het waaide bijna niet. Toch viel de kou op ons terwijl wij daar zo buitendijks stonden te genieten van hot concert van de vogels van strand en wad. Het water was eigenlijk nog niet hoog ge noeg, zodat wc nog oven geduld zouden moeten beoefenen. We slenterden lang zaam terug de dijk over langs de oever van de kreek, waar uit het riet en kele waterhoentjes opvlogen. Terug bij de vangnetten gekomen, hoorden we van de achtergeblevenen, dat er al twee tureluurs gevangen waren. De heer v.d. Lyke uit Hoek, die ook door Haak was uitgenodigd, was inmiddels gear riveerd. Voor hem was het ook de eerste keer, net als voor mij en wij had den nooit kunnen vermoeden dat je op deze manier vogels kunt vangen. Een geleerde heer had eens berekend, zo vertelde Haak, dat door de snelheid waarmee de vogels in het net vliegen, zij hun nek behoorden te breken. Dat dit beslist niet waar is, bleek ons nu, omdat verschillende vogels tegen het net vlogen en zich daarna, zo snel herstelden, dat wij ze niet konden vangen. F.K. Haak, die op deze manier al zo'n 14 jaar vogels vangt heeft nog nooit een dode gehad. Hij heeft de aanschaf van do netten zelf bekostigd, omdat het ringen van vogels toendertijd als een hobby werd beschouwd. Tegenwoordig weten wij wel beter, omdat wij door de vogels te ringen, alles te weten komen over trek en winterkwartieren. Ook de leeftijd en meer biolo gische gegevens komen wij door het ringen te weten. Daarom is het voor de leden van de vogelwacht ook zo interessant om eens te gaan letten op dode vogels, verkoc-rs-slachtoffers b.v. die dikwijls langs de kant van de weg liggen en die soms geringd zijn. Men kan deze ringen altijd inleveren bij een van de bestuursleden, die er dan zorg voor draagt, dat de ring ter be stemder plaatse komt en die u later een berichtje stuurt mot de ringgego- vens over de betreffende vogel. Ik zelf vond bijvoorbeeld eind januari 1972 een doodgereden kokmeeuw in de Nieuw-Neuzcnpoldormet cc-n ring: Moskwa 792.056, waarvan later uit de gegevens bleek, dat deze kokmeeuw was ge ringd op 8-6-'6? aan hot Engure moer in do provincie Datvian in Rusland. Deze kokmeeuw was waarschijnlijk gevlucht voor do hevige koudegolf, die zich op dat moment vanuit Rusland over Europa uitbreidde. Ook deze nacht in de Brack man kwamen weer interessante gegevens aan het licht. Wij vingen 42 tureluurs, waarvan 5 al eerder door Haak geringd wa ren op dezelfde plaats in de jaren '67 tot '71. Ook 11 bonte strandlopers lieten zich door ons verleiden waarvan er een geringd was door Hack in 1971 en een in 1967 op deze plaats. Een scholekster die wij vingen was hier ook door Hack geringd in 1966. Na nauwkeurig alle vogels te hebben geringd en in het ringboek de nummers en de maten van snavel en vleugel te hebben genoteerd, werden de vogels een voor een door ons de lucht ingegooid, om dat wanneer men ze in het natte gras laat weglopen, de vogels wel eens zo zwaar kunnen worden, dat ze niet meer uit zichzelf kunnen opstijgen, waar door' ze natuurlijk een makkelijke prooi worden voor bunzing, wezel en her melijn en rondstruinende verwilderde katten. Al met al vond Haak dat wij deze nacht goed gevangen hadden, hoewel hij had gerekend meer soorten te vangen zoals: zwarte ruiter, groenpootruiter of kempha.nen die hij anders wel eens vangt. Het grote aantal gevangen vogels maakte dit toch weer goed. Om 5-30 uur in de morgen reden wij ieder zijns weegs, met het gevoel dat wij deze nacht waardevol hadden besteed. Voor aJ.le duidelijkheid vermeld ik nog even, dat het ringen alleen is toegestaan a.an ringvergunninghouders en deze moeten zelf de vogels ringen. Voor onze vereniging zijn dit de he ren Haak en Sponsclee.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1972 | | pagina 11