i£_Oost_Zeeuws-Vlaanderc-n A a ntal~~par en--broedende- waad vogels- in- Oost Zeeuws-Vlaand ererr 1971 Braakman Saaftinge (I) °verigc gebieden (afgerond) Scholekster 18-23 230-250 16-18 265-290 Kleine plevier 2 9 9-11 20-22 Strand plevier 0 15 18-20 33-35 Grutto 18-20 ?i 23 31-38 72-80 Tureluur 35-40 300 45-50 380-390- .Kluut 12-13 140-150 42-50 195-220 (I)-gegevens ontleend aan Sponselee (lyfl) In dó tabel komt de onvervangbare waarde van de schorren van Saaftinge goed naar voor tegenover het geheel van Oost Z.-Vl.: deze prachtige schor ren herbergen meer dan 85% van de broedende Scholeksters, nagenoeg 80% van de broedende Tureluurs en 70% var de broedende kluten. Hoezeer de waadvogelstand van de Braakman slonk, moge blijken uit een vergelijking van de bekomen aantallen met deze uit het begin der jaren zestig (Sue- tens e.a. 1961). Onder de "overige gebieden", die in de tabel vermeld zijn, noemen wij als voornaamste in 1971: - voor de Scholekster: Groot Eiland (5-6 pier); Putting (3 paar), voor de Kleine plevier: meerdere gebieden met 2 p.: Spuikom Terncuzen, spuitvelden Axel, Groot Eiland. - voor de strandplevierspuitvelden Axel (9 p.Hellegat (5 p.); spuitvelden Terneuzcn-O. (3-4 p.). - voor de Grutto: Groot Eiland (18-23 p.Putting (9 p.). - voor de Tureluur: Polderse kreek (9 p.); Groot Eiland (6-8 p.); schor ren Hellegat (7 p.); kreken van Graauw en Canisvliet (4 p. Putting (4 p.). - voor de Kluut: Polderse kreek (12-14 p.); Groot Eiland (10-13 p); spuitvelden Axel'(10-12 p.). n_± ehcG 1__Zeouiw s—VX ciEtntl epen In 1968 verkreeg ik een tolling over geheel Zeeuws-Viaanderen voor Kleine plevier en SfrandplevierGrutto en Kluut. Be aantallen uit 1966 en 1967 gelden ook voor het gehele gebied, zonder Saaftinge. 1968 1966 en 1967 (zonder Saaftinge) Kleine plevier 43-50 1966: 32-37 1967: 33-42 Strandplevier 34-40 1966: 31-40 Grutto 80-90 - Tureluur - 1966: 160-185 Kluut 310-330 1966: 150-170 Bespreking en vooruitzichten. Door de kennis van de evolutie van de broedende waadvogelstand in het verleden en meer nog, door een kijk op het heden, kan een voorzichtig toekomstbeeld voor de verschillende soorten worden vooropgesteld. Volgens mijn nota's was de Scholekster .een minder talrijke broeder aan de kreken van het Zeeuws-Vlaamse binnenland op het einde der vijftiger jaren. Binnenlandse broedgevallen doen zich ook nu ge regelder voor in België (bijv. Turnhoutse Kempen). Is deze toename niet te ontkennen, zo lijkt toch het voortduren van de stijging in de komende jaren twijfelachtig, omdat de zeer recente jaren geen toename moer aan tonen. - Kleine_plevier_en_StrandpievierBeide soorten zijn zeer gebondc-n aan kunstmatig aangelegd., meestal tijdelijk terrein. In 1966 broedden ven de 32-37 p. Zeeuw s-Vlaamse Kleine plevieren (.Saaftinge niet meegerekend), 17-24 p. op kunstmatig terrein en yen de 31-40 Strand plevier en (id.), waren er slechts 5-6 p. aan natuurlijke kreekranden te vinden. In 1968 broedden van do 34-40p. Strandplevieren en van de 43-50 p Kleine plevie ren 1/3 pp tijdelijk terrein,. Aangezien in de komende jaren do aanleg 42

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1973 | | pagina 4