en verder in totaal 15 overeenkomstige voorwerpen, welke deel uitmaken van het gehoorbot (perioticum)n.l0 dat gedeelte, hetwelk processus mastoideus (of kortweg mastoideum) genoemd wordt. De beide andere delen van het gehoorbot zijn petrosum (rotsbeen) en bulla. Die mastoidea (de "puntige voorwerpen"), waarvan 5 linker en 10 rechter exemplaren aanwezig zijn, lijken zeer veel op die van: Plesiocetus brevifrons ("Van Beneden), een Baleinwalvis uit het Oud Plioceen en het Jong Mioceen, Met vriendelijke groeten, w.g. D. van den Tooren. WEER ZIED" MET HET KOEGAT. E0 Voet, Roermond. Verre herinneringen aan de verbazing van Oom en Tantes, dat een dergelijk gat tot natuurreservaat was verklaard, even eens aan ooit plantjes zoeken met een zoon van Meester de Rijk, hielden het verlangen levendig daar nog eens te gaan kijken. Dat gebeurde op een stralende zondag, dit jaar in april "Verboden toegang" tot het Koegat: dat bestond nog niet in de tijd dat we -bij uitzondering- voor 5 cent komazen moch ten kopen. Maar toestemming om over het hof te gaan werd even gemakkelijk gegeven en met eenzelfde vriendelijkheid als destijds gebeurd zou zijn, door een boerin met een ge zicht waaraan je ziet: "Zo waren haar Ouders,- zo zijn ze sinds eeuwen". Ramen ook waarvan je weet: ze komen alleen maar uit die hoek. Maar de kievitten bolderden bij tientallen als toen, water hoentjes stapten als zelfbewuste Rapenburgse dames het al tijd deden, (Ree, we noemen geen namen!) Maar welke bruin/ beige vogel gaf daar zijn vrouw een reprimande? Snippen, sinds jaren niet meer gezien. Op het water overheersten zwart/witte eenden, die ik niet thuis kon brengen. Moorpielen? Muskuseenden? Thuisgekomen gaf geen enkel boek hierop een antwoord. (Het waren berg eenden. Red.) De rietgors liet zijn rivaal weten liever wat uit de buurt te blijven, maar ik had geen tijd hun strijd te volgen, want ginds, daarachter lokten de kluten. Wat zou ik nog beleven eer ik zover was "Grutto-Grutto Grutto!" in opgewonden jacht achter elkaar aan, schitte rende silhouetten in de lucht, even later hun prachtige rossige kleur tonend tegen het nieuwe gras. Meerkoeten, wilde-, tafel- en bergeenden zwommen aan hen voorbij in vredige harmonie. Duiven, meeuwen, spreeuwen en zwaluwen aan de overkant hingen achter een tractor aan, als waren ze verbaasd dat 56. deze het ritme van week- en zondagen verstoorde. Eén moment stopte in het gras een geel-kwik-paartje de maaltijd, om te zien welke vreemde eend er nu in hun domein gearriveerd was» Ze toonden duidelijk minder kapsones dan hun witte neven, die zelfs op hun nest- hun staart niet stil kunnen houden» Terwijl de fazant paradeerde, de leeuwerik tierelierde, pie per, gors en alle soorten klein grut lokte en lachte, bemerk te ik met spijt, na een lang verblijf tussen gaaien en spech ten, de weidevogels vergeten te zijn. Maar er was geen tijd om de dingen met spijt te overpeinzen, want volgende geluiden kondigden zich aan -en ja- even naar boven gekeken en ik wist weer wat wulps was Ook de tureluur moest in de buurt zijn, maar weg alweer, helaas niet herkend in de vlucht. Zoetjesaan kwam ik dan toch dichter bij het strandje, het paradijs van de kluten» Tien paar moesten het er wel zijn die hier samen het geluk gevonden hadden, Prachtige exemplaren, slank, op zilveren poten. Ze koesterden zich in de zon, vis ten nog even door, bekeken de bezoekster eens en overlegden of ze -voor alle veiligheid- toch maar liever naar de over kant zouden vliegen, wat na wat getreuzel dan ook gebeurde. Ze deelden het strandje met scholeksters, pleviertjes en een paar oeverlopertjesHet was hen aan te zien dat het leven goed is. Zo vond ik het zelf ook, op een dag Dat al wat een liedje zingen kon, het ook wel wilde fluiten, 27-4-1975. EXCURSIEVERSLAG WMZ-BOSSER ST. JARSTEER. 19-4-175- Te 5 uur in de morgen verzamelden 58 natuurliefhebbers zich in de buurt van Kapellebrug. Het was nog pikkedonker en de eerste gevleugelde vriend die we zagen was een dwergvleermuisOnze gids, dhr, de Kind, stapte flink vooruit, voor sommigen iets te flink maar 'n stelletje achterblijvers had wel het genoegen om een kuif- mees te observeren. De vogelzang kwam nu goed op gang, ook de winterkoning zong zijn lied. Het is elke keer weer verbazingwekkend hoe zo'n klein vogeltje zoveel geluid kan produceren» De Grote bonte specht roffelde uit alle macht op bomen en ook de Groene specht was van de partij, maar hij deed het wat rustiger aan en liet zijn "hinnikende" roep horen. Dhr, de Kind ontdekte nog een speciaal vogeltje. Diverse vogelgidsen moesten er aan te pas komen en nog wist niemand of dit kleine vogeltje, dat ons waarschijnlijk hard heeft uitgelachen, nu een boom pieper of een boomleeuwerik was. Ra thuis bandopnamen te 57. verv. blz.60.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1975 | | pagina 3