NOGMAALS DOODGEVONDEN DIEREN. Ook naar het Biologisch-Archeologisch Instituut te Groningen zenden we regelmatig doodgevonden dieren. Als ze in verre staat van ontbinding zijn, zijn ze voor Amsterdam toch niet meer geschikt. Wel voor Gronin gen, zoals uit onderstaand artikeltje zal blijken. Het werd op ons verzoek geschreven door mevrouw dr. A. T. Clason. We danken haar hartelijk voor deze bijdrage. De Jachtbuit van de prehistorische mens. In het 17de deel van Lutra, het tijdschrift van de "Vereniging van Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming" heb ik de leden gevraagd om ons dode dieren toe te zen den voor de vergelijkingscollectie van recente dierlij ke skeletten van de archaeozoölogische afdeling van het Biologisch-Archaeologisch Instituut in Groningen. Deze collectie, die niet alleen uit skeletten van zoog dieren bestaat, maar ook uit die van vogels, vissen, reptielen en amfibieën, gebruiken we bij reconstructie van de jachtbuit van de vroegere bewoners van voor- en vroeghistorische nederzettingen in en buiten Nederland. Het grootste deel van zijn bestaan, ca. 3 miljoen jaar, zijn de mens en zijn directe voorvaders jagers geweest. Pas de laatste 10.000 jaar is de mens er geleidelijk toe overgegaan om dieren aan zich te binden; hij werd boer en ging vee houden. Daarnaast bleef men tot op heden op jacht gaan. De resten van de prooidieren die de mens meenam naar zijn jagerskampen en de resten van het geslachte vee in de nederzettingen kunnen in gunstige omstandigheden teruggevonden worden. Sinds de jaren vijftig richt de aandacht van de archeo logie zich in toenemende mate op het dagelijkse leven, veeteelt, jacht, akkerbouw enz. van de bewoners van de prehistorische nederzettingen, die tegenwoordig bij op gravingen worden blootgelegd, Liggen de nederzettingen in een omgeving waarin de omstandigheden voor het be waren van dierlijke en plantaardige resten gunstig wa ren, dan worden tijdens de opgravingen grotere of klei nere aantallen beenderen van dieren gevonden. Door de determinatie van de, meest kapotgeslagen, been deren tracht de archeozoöloog zich een beeld te vormen 13.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1977 | | pagina 15