HET AFBRANDEN VAN DIJKBERMEIM. Het afbranden van dijkbermeri vindt in de provincie Zeeland veelvuldig plaats. Dit komt omdat de dijkentaluds o.a. t.g.v moderne agrarische ontwikkelingen op landbouwkundig-economi sche gronden veelal niet meer rendabel zijn waardoor ze ver ruigen en dan door de aangrenzende grondgebruiker of voor bijkomende schooljeugd in droogte perioden in brand gesto ken worden. De Zeeuwse dijken kenmerken zich door een hoge natuurweten schappelijke- en landschappelijke waarde en worden in de Zak van Zuid-Beveland niet voor niets bloemdijken genoemd. Ze herbergen een rijk plantenleven en een daarmee nauw ver- bandstaand evenredig rijk dierenleven en kunnen beschouwd worden als overblijfsel van een vroeger veel rijker milieu waarvoor op de modern beheerde landbouwkavels geen plaats meer is. Dit rijke milieu wordt door branden evenwel voor een deel teniet gedaan. Daarnaast nemen de Zeeuwse dijken in landschappelijk opzicht een bijzonder belangrijke plaats in daar zij mede door een begroeing van bomen en struiken voor een belangrijk deel het landschap van Zeeland bepalen. Als reden voor het afbrari den van bermen wordt vaak aangevoerd "dat al die planten- zaden" de boer "vuil" land bezorgen omdat ze zich op de akkers als plant vestigen. Dit motief is echter volkomen ongegrond daar de meeste plantensoorten ten opzichte van hun standplaats zo kieskeu rig zijn, dat ontkiemen op bouwland in het geheel niet plaatsvindt. Bovendien zijn de huidige bouwlandbewerkingen dermate intensief dat van een eventuele vestiging toch niets overblijft. Daarbij komt ook nog dat op de taluds begroei ingen voorkomen die over het algemeen bestaan uit vaste plan ten. Planten die als "onkruid" op de akker voorkomen be staan altijd uit êên- of tweejarige soorten, er is dus een wezenlijk verschil in de aard van de plantengroei op het talud en de aangrenzende akker. Met het afbranden bevordert men juist datgene wat men niet wil bereiken n.l. uitzaai van de bermen naar de akker. Door het branden ontstaan er n.l, kale plekken die bemest worden door de as, waardoor er een uitstekende groeiplaats voor akkeronkruiden als bijv. distels geschapen wordt.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1977 | | pagina 19