honderden tot duizenden vinken in grote lange slierten over onze dijken en polders zien trekken. De vink is een dagtrekker die vooral in de morgenuren trekt. Maar de aantallen nemen sterk af. Zo telde ik in 19&9 nog slechts honderd vinken op een hele oktoberdag en de afgelopen vijf jaren telde ik soms per winter maar 20 vinken in totaal en ook in het voorjaar waren ze zeer schaars Ik zou graag een beroep doen op een zo groot mogelijk aantal leden om in de komende maanden eens tellingen te verrichten naar het aantal vinken. We willen geheel Oostelijk Zeeuws Vlaanderen tot en met de Braakman bestrijken. Als u al uw waarnemingen van deze soort met datum en aantallen noteert en dat over de gehele winterperiode tot ca. half maart, krijgen we wellicht wat inzicht in de aantallen die bij ons doortrekken en overwinteren. Uw gegevens kunt u t.z.t. toezenden of afgeven aan: A, de Kind, Populierenstraat 7» Sint Jansteen. Bij voorbaat onze hartelijke dank en de verzamelde ge gevens zullen t.z.t. in de Steltkluut worden gepubli ceerd SLAAPPLAATSEN VAM KRAATACHTIGEN IN OOSTELIJK ZEEUWS VLAANDEREN. In een artikel in een van de vroegere Steltkluten (Stkl. 2_ 40-41besprak B, Dominicus zijn bevindingen omtrent de verspreiding van de slaapplaatsen der kraaiachtigen in het oostelijk deel van Oostelijk Zeeuws Vlaanderen. Hij had er drie aangetroffen, een grote juist over de Belgische grens in de bossen van Wachtebeke met plm. 300/350 ex. in 1971, een in de WMZ bossen van Clinge, en een op het Groot Eiland. Deze laatste werd door hem toen aangestipt als een kleinere maar bleek in latere jaren een zeer grote te zijn met max, 1400 ex. in winter 1972/1975 (Buise Stkl, 18), De kraaien in Saaftinge en de polders er om heen trokken dagelijks richting bos sen rondom het grote meer van Ossendrecht. Nu voerde laatste winter mijn weg omstreeks zonsonder gang vrij vaak richting Nieuw Naman. Op de weg van Clin ge naar Nieuw-Namen hebben we in de Clingepoider enige weeltjes liggen, de zogenaamde Kriekenputten, De omge ving is er vrij bosrijk en tot voor kort (voor ruilver kaveling Kieldrecht) zelfs kleinschalig te noemen. Nu nam ik nooit deze grote weg maar een polderweggetje, dat 101

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1977 | | pagina 15