In het gehele gebied, zijn inmiddels 15 nestkasten geplaatst De eerste controle vond plaats op 5 mei. We telden toen 10 bezette kisten; het beloofde dus heel wat. Aan de Zestigvoet waren drie kisten bezet in een driehoek van 500 meter. Het begon op een kolonie te lijken Om enig inzicht te krijgen in het wel en wee van de jongen werd besloten er zoveel mogelijk te ringen, temeer daar al drie dode exemplaren waren gevonden. De heer Sponselee verklaarde zich bereid enkele ke ren mee op pad te gaan om te ringen. Voortdurend werden alle kasten vanaf grote afstand geobserveerd. Alle broedsels verliepen normaal en er werd geregeld prooi aangebracht aan het broedende vrouwtje. Een keer zag ik dat een c? een jonge kievit sloeg; hij werd door de oude kievitten achtervolgd tot aan de nestkast. Het is van zeer groot belang de vogels tijdens het broeden met rust te laten. Dus steeds observeren vanaf grote afstand. Zelf heb ik een fout gemaakt. Het was op 2 juni aan fort Bedmar, Het vrouwtje was zeer onrustig in de kist. Ik was 80 meter van de kist verwijderd toen ze er plotseling uit dook. Ik zag iets wits naar bene den vallen. Naderbij gekomen zag ik dat het een erg klein jong was. Aangezien de kast op tien meter hangt kon ik het niet terug leggen. Ik legde het wel zo dat de ouden het zien konden, maar acht minuten later zat het terug op het nest maar ze toonde, zoals te verwachten was, geen belangstelling voor het jong op de grond. Het is zeker omgekomen. Later zijn er wel drie jongen geringd, maar het hadden er vier kunnen zijn. Op 5 juni ontdekte ik in de kist achter het huis van J. Neve, de beheerder van Saaftinge die veel mede werking verleend heeft in het hele torenvalkonder- zoek, flinke jongen. Afgesproken werd op 10 juni te gaan ringen en tege lijkertijd zouden we enkele steenuilenkisten con troleren. Om na te gaan of een torenvalkkast bezet i o

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1978 | | pagina 12