is, is het niet altijd nodig in de kist te kijken.
Als er flinke kalkstrepen zijn op het voorste plank
je is dat een teken dat er inghare jongen zijn.
Dit was het geval aan de kast hij de heer A, Staes.
Daar werden door de heer Sponselee heel voorzichtig
twee jongen voorzien van ringen. In 1976 waren in
deze kist drie jongen; in 1975 werd het broedsel
verstoord, door jongentjes die er kluiten in gooiden.
Aan de Zestigvoet konden we vier jongen ringen.
Vandaar reden we naar J. Neve en daar werden, in een
nieuwe kist, zes jongen geringd.
Aan de Vlaamse Kreek kregen we even een teleurstel
ling te verwerken: er waren kalkstrepen en ik ver
wachtte jongen, ook al omdat ik met prooi had zien
vliegen. Er waren echter nog maar eieren (6).
Op 23 juni werd een tweede ringtocht ondernomen.
Met het eendje van Jos Neve gingen we op safari over
de hobbelige wegen. Bij fort Spinola konden we 5
jongen ringen; op de Plattenhoek, kist 46, 5; Rot
te Putten, kist 48, 3 grote jongen. Voor deze waren
we iets aan de late kant. Met hun scherpe klauwen
brachten ze een van ons enkele flinke wonden toe.
Gelukkig konden we ze na het ringen goed in de kast
houden.
Op fort Bedmar ringden we drie jongen, op fort Zand
berg vier.
Aan de Zestigvoet, -noord, kist 49» was al enkele
dagen geen activiteit meer gezien en ook de kalkstre
pen bleven weg. We besloten toch te gaan kijken en
groot was onze teleurstelling toen we vier jongen,
al flink in ontbinding in de kist vonden. Ze waren
een dag of tien oud geworden. Wat was er gebeurd?
Niemand kan het ons zeggen. In ieder geval spijtig.
4 juli, onze laatste ringdag. Het was stralend weer
en met een goed humeur gingen we op pad: Sponselee,
Neve, Timo Totté en ikzelf. In mijn telgebied moes
ten nog twee kisten geringd worden. Het Dievegat,
laatst geplaatste kast, 5 mooie jongen en aan de
Vlaamse Kreek ook 5> waarvan een een kakkenestje (na
komertje) maar op 30 juli zaten ze toch alle 5 op en
rond de kast.
1 1