een kleine soort "bestaat; soms zie je exemplaren zo groot als een kleine gans, dan weer zijn ze slechts iets groter dan de wilde eend. (dit is niet het verschil tussen 3 en Ze "broeden vast ergens in de buurt want op de Land tong heb ik tenminste nog geen sporen van nesten ge vonden, al zijn er wel heel veel konijneholen e.d. Maar langs de Westelijke Rijkswaterleiding, aan de overkant, langs de weg Terneuzen-Sluiskil of nabij de Spuiboezem zuid en noord van de weg naar Hoek - daar waar onze observatiehut staat - zijn moge lijk wel broedplaatsen. Heeft iemand daar al eens naar gekeken Het zijn wel gróte "huishoudens" als je pa en ma bergeend met hun nakomelingen soms ziet. Ik had het daarstraks over meer dan 10 donsjes maar 15 tot 18 is ook geen zeldzaamheid. Hu heb ik weieens gehoord dat het vaak een samengaan van meerdere families betreft, maar als ik soms de gevechten zie als twee families te dicht bij elkaar komen, twijfel ik toch aan dit verhaal. Als de jongen groot zijn vechten ze al even hard mee, zo zelfs dat er af en toe één totaal "ontredderd" wegscharreltik heb er zelf eentje uit z'n lijden moeten verlossen. Het gevecht heb ik weliswaar niet gezien, maar toen ik de eend aantrof was z'n kopje zwaar verminkt, één oog hing er zo maar wat bijeen der werkmen sen van de Landtong vertelde me dat er praktisch de gehele dag flinke gevechten waren geleverd tussen troepjes bergeenden. Ik denk dus dat ik een slacht offer vond van door overbevolking (van de soort) ontstaan agressief gedrag. Want ik geloof wel dat zo'n 5 S. 6 families bergeend van zeg maar 10 een den 50 tot 60 eenden op zo'n klein stukje grond met alle andere vogels te samen een soort "overbe- volkingsgevoel" te weeg kan brengen, met alle ge volgen van dien. Tot slot wil ik nog even de zangvogeltjes e.d. welke op de Landtong "wonen" noemen. Haast de "ge wone" vogels als mussen, spreeuwen en merels komen ook de leeuweriken en graspiepers veel voor. Ze 4 t

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1978 | | pagina 27