gen? (graspiepers zei Sponselee). Een klutenpaar,
dan meerdere, dat overal en nergens vandaan komt,
alarmeert luid en door angst voor het kroost over
moedig geworden, over onze hoofden. Ook tureluurs
waarschuwen hun jongen. Vinnig verjagen zij enkele
Zilvermeeuwen, die met hun vraatzuchtig gejank toch
nog hoven het gekrijs van duizenden krijsende kok
meeuwen hoorbaar zijn. Als onze groep de confronta
tie met het prikkeldraad heeft doorstaan en een eind
het schor inwandelt, gaan de kokmeeuwen eerst aarze
lend, maar dan massaal op de vleugels. Komen ze uit
de grond, uit de lucht, vermenigvuldigen ze ter
plekke
Onze eerste ontdekking is een kievitsnest, wier leg-
sel we aldra kunnen vergelijken met een nabijgelegen
klutennest. De kievitseieren zijn iets groener, pun
tiger, de eieren vormen een klavertje vier.
Ook uit de groep komt nu alarm: een dame poogt mid
dels een modderbad een camouflage te verwerven en de
heren Maebe en van der Vloet ontdekken verscholen
tussen enkele hoge graspollen een pas uitgekomen
broedsel jonge kluten: piepkleine kuikens met grote
loodgrijze poten, een lang puntig snaveltje, in het
grauwgele dons reeds enigszins donker getekend, niet
"piep"-end, maar heel zachtjes "kluut«-end. We ont
dekken er een drietal, voorzichtig stappend om te
voorkomen dat onze nieuwsgierigheid de beestjes nood
lottig wordt. In de loop van de avond ontmoeten we
op de Gasdam nog twee keer enkele pas uitgekomen
broedsels, die door de kenners worden geschat op 2 A
3 dagen oud.
Enige tientallen meters verder komen we bij ontelbare
aantallen kokmeeuwnesten. Veel legsels zijn onvolle
dig; we ontdekken wel enkele legsels halfwas-jongen.
Jos Neve legt uit dat een tiental dagen tevoren vrij
wel alle nesten zijn weggespoeld. Berustend en zonder
tijdsbesef zijn alle kokmeeuwen weer opnieuw gaan
leggen en broeden.
Intussen heeft zich, komend vanuit een naburig wei
land over de dijk, een groepje van ongeveer 15 grut
to's gevormd. Als we naderen, vluchten ze verder het
9 t