vrij licht uiterlijk en een verlengde zang van een
Grasmus, de Bosrietzanger is immers een goede naboot
ser. Het heeft de anderen dan ook veel moeite gekost
om ons te overtuigen, maar gelet op de uitgevoerde
baltsvlucht was het me toch wel duidelijk, dat het
een Grasmus was. Dit bewijst maar weer eens het nut
van zo'n excursie, je krijgt met zo'n hele groep wel
minder te zien dan alleen, maar je kunt je eigen ken
nis wat verruimen en je determinaties vergelijken met
die van anderen.
Onder deze populieren bloeiden allerlei planten, die
de aandacht van velen van ons vroegen. We zijn tevens
de laatsten die ze hier gezien hebben. Of het moet
zijn dat de twee mannen iet de gifspuit er ook nog
aandacht voor hadden.
Bij het kreekrestantje was de zang van de Rietzanger,
Rietgors en Kleine Karekiet te horen. Ook zagen we
hier een paartje Paapjes in hun typische biotoop.
Ofschoon er begin mei nogal wat doortrek is, misschien
toch wel nuttig om te onthouden. Ook hier stuitten we
op een moeilijke determinatie, de raarste namen werden
genoemd, dikwijls niet eens gemeend. Het leek wel een
Koekoek maar zijn snavel kwam nogal lang over. En toen
ondergetekende een eind terugliep om hem hem nog eens
van naderbij te bekijken, vloog de vogel koekoekend
weg.
Aangekomen bij het Grote Gat zwom daar een paar Futen
rond met één jong. Aanvankelijk dacht men aan een Do-
daarsomdat het al een minstens veertien dagen oud
jong was en ons dit wel erg vroeg voorkwam, misschien
wel mede omdat in het laatste Vogeljaar er op gewezen
wordt dat deze vergissing wel meer voor komt. Het ver
schil is toch erg eenvoudig te zien, als men alleen
maar let op het silhouet. Een jonge Fuut heeft een
schuin aflopend achterlijf en een Dodaars een recht
achterlijf.
We wilden net terug gaan omdat verder gaan te riskant
leek vanwege een Torenvalk die in zijn nestkast zat,
toen pa of ma Fuut het kleintje op zijn of haar rug
nam, en voor ons ging show-zwemmen.
Op de terugweg zagen we in een sloot langs het Grote
8 7