In 57) 2 spreeuweveertjesjuveniel2 poten van
(waarschijnlijkkievittenpulli)minstens 7 veren 1
pootje van een leeuwerik. Verder ook torenvalkveren
(van de bewoner zelf?) en veel slecht herkenbare ve
ren, die m.i. echter zo goed als zeker van mussen
waren. Ook enkele stukjes behaarde (ratten?-huid
Ook veel haarresten, maar minder dan in 46. En wat
braakballen (haar).
Dat was het dunkt me. Je zou het nog dcor kunnen
sturen, b.v. naar Watel van het Zoölogisch Labarato-
rium in Amsterdam. Maar daar lijkt het me niet be-
langrijkgenoeg voor. Maar beslis maar zelf. Ik heb de
"rommel" en "troep" weggegooid, de veertjes echter
bewaard, om ze eventueel door te kunnen sturen. Als
ik binnen 14 dagen na deze brief niets van je hoor,
neem ik aan dat ook de veren weg kunnen. Het spijt me
voor je lid, dat er niet meer spreeuwenveertjes in
zaten, maar ik kan er ook niets aan doen. Zelf heb
ik ook nog nooit gezien dat een torenvalk eenspreeuw
greep, tenzij het een zieke of wrakke was."
Het antwoord was ronduit teleurstellend en we beslo
ten de kwestie maar te vergeten.
Op 4-7-77 waren Timo Totté, Jos Neve, Richard Bleijen-
berg en ondergetekende voor controle bij de torenvalk-
kast die eerstgenoemde heeft opgehangen aan De Vogel
in de omgeving van Kuitaert. Behalve vijf grote jonge
torenvalken - die geringd werden - vonden we een
groot aantal vleugelresten - de vier of vijf buiten
ste slagpennen met wat resten bot er aan - die erg
spreeuwachtig aandeden. We namen wat van het meest
gave materiaal mee: 4 linker- en 6 rechtervleugels.
Het materiaal werd ter determinatie naar het Insti
tuut voor Taxonomische Zoölogie' der Universiteit van
Amsterdam (ZMA) gestuurd. We ontvingen op 18-7 na
volgend schrijven:
"Hiermee bericht ik U dat de vleugels die U ons eni
ge tijd geléden deed toekomen toebehoren aan jonge
spreeuwen. Ik stuur de vleugels maar weer aan U te
rug daar ze voor onze collectie niet interessant zijn
en U kunt ze misschien als vergelijkingsmateriaal ge
bruiken." Getekend: Tineke G. Prins.
1 4 1