trek. Plotseling dook voor ons een donkere zwaar-
vliegende vogel op, die direct als een kiekendief
werd gedetermineerd, en wel een "bruine. De wat wit
achtige kop en de naar boven staande vleugelpunten
waren duidelijk te zien. Ook waren we nog getuige
van een burenruzie: een torenvalk had het nl aan de
stok met een ekster, waarschijnlijk was het om een
prooi te doen die geen van beiden wilde afgeven.
Enkele reuzenbovisten (paddestoelen) hadden op wat
organisch materiaal een voedingsbodem gevonden en
hadden al een flinke omvang. Langs een landweggetje
stond een rij met olmen langzamerhand een zeldzame
verschijnning, in ons gewest. Op de terugweg zagen
we nog een troepje goudplevieren van plm 250 ex,
waartussen enkele wulpen en een watersnip. Bij en
kele goudplevieren was zelfs nog iets van het broed-
kleed (de zwarte onderzijde) te zien. Het einde van
de excursie was nu in zicht maar besloten werd om
nog een rondje door het bosje achter de vroegere
pastorie te lopen. Dit bleek 'n zeer interessant
bosje te zijn met hoog opgaande bomen en dicht
struikgewas. Op de houtmolm die op de paden ge
strooid was groeiden veel verschillende paddestoe
len. Aan de achterkant van het bosje lag een 'pie-
lenputje' waar 'n waterhoen met 2 halfwas jongen
rondbaggerdeWe waren nu aan 't einde gekomen van
de excursie. Tot onze grote verrassing vonden we
bij de kerk tegen 'n muurtje nog een groot aantal
slakjes van de soort Laciniaria biplicata biplicata
waarvan de Steltkluut 't verspreidingsgebied in
Oost Zeeuws-vlaanderen onderzoekt. Dhr Sponselee en
M.Buise hadden reeds naar dit slakje gezocht in 't
pastoriebos en er met veel moeite enkele gevonden
en nu lagen ze hier voor 't oprapen. De excursie-
groep werd ontbonden en een laatste plantje dat we
aan de rand van een 1peeënveldjegevonden hadden
werd gedetermineerd als dubbelkelk.
Vogelskneu 12, wilde eend 4, veldleeuwerik 3,
houtduif, rietgors 2, koolmees 6, spreeuw, graspie
per 5» kievit plm 30, waterhoen 9> patrijs 12, brui-
nekiekendief 1, wulp 3» meerkoet 83 op vogel en 2
1 5 5