de aantallen liggen dichter hij elkaar. Vergelijken we naar de data onderling dan zien we dat er weinig overeenkomst bestaat- Er zijn dan data met overheersend overvliegersoverheersend doorvlie gers en data waar de aantallen vrijwel gelijk liggen. Tabel 2 specifieert de soorten met als top drie de Kneu, Boerenzwaluw en de Huismus. Van deze soorten zijn de Boerenzwaluw en de Kneu statistisch bewerkt- Verwachting Kneu Boor Over Totaal Boor Over Onbeplant l6l-0,5+) 86+0-5 247 149-5 97-5 Beplant 92+0-5 79-0-5 171 103,5 67.5 253 165 418 253 165 X2= 0-81+1 -17+1 .24+1 -79=5-01 +)_+0-5 correctie bij aantallen 250 en min stens 20. Be Kneu ligt op de significantiegrens- Beze soort was vooral in het najaar en zomer erg talrijk t.g.v» rij pende mais en graan. Er verbleven enkele groepjes van enkele tientallen ex. in het koren en regelmatig staken een of meerdere vogels al dan niet in groeps verband laag of minder laag de weg over waarbij voor ons geen onderscheid viel op te maken tussen beplant en onbeplant. Ze hielden zich voornamelijk in de on derste vijf meter op- Verwachting Boerenzwaluw Boor Over Totaal Boor Over Onbeplant 95-0-5 35+0-5 130 83.4 46-6 Beplant 98+0.5 73-0-5 171 109-6 61,4 193 108 301 193 108 X2= i.48+1.12+2,64+2.01=7.25 9 0

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1979 | | pagina 28