kant dichtgegroeid met moerasbos bestaande uit Canadese Populieren, Meidoorn, Vlier, diverse Wilgen, Els en langs de zuidkant ligt een sterk verruigde kreekwei met veel Riet en Grote Engel wortel. In 1-974 toen deze kreekwei nog begraasd werd (1 paard) was dat geheel anders. Toen vonden we behalve wat kleine rietplukjes, op de moerassige delen evenals in en langs het moerasbos o.a. Zeegroene Rus, Kleinbloemige Bastaardwederik, Wit- bol, Biezenknoppen, Greppelrus, Grote Waterweegbree, Zompvergeetmijniet jePenningkruid, Valeriaan, Ruwe Bies, Sterrekroos, Wolfspoot, Watermunt, Kale Jonker, Zilverschoon en Blaartrekkende Boterbloem. Recente gegevens ontbreken echter zodat niet bekend is of dit lijstje nog wel representatief is voor de huidige situatie. Ten westen van de spoorlijn wordt de kreek langs de noordoever begrensd door een rij fraaie Knotwilgen en een erachterliggend bosgebied. Hier vonden we tot halverwege de jaren zestig nog Boomkikkers maar deze soort is er inmiddels, even als elders in Oostelijk Zeeuwsvlaanderen, wel ver dwenen. Voorbij het bosgebied vervolgt de kreek zijn weg, temidden van reliëfvolle kreekweide met moe rassige plekken richting Gentse Vaart. Het bos zelf is grotendeels gelegen op de verlande beddingen van Groote-en Splinterkreek; deels vormt het een onderdeel van een kwekerij, deels is het een gemengd loofbos met dichte onderbegroeiing en een wirwar van klimplanten. Ingesloten tussen bosgebied en spoorlijn ligt een weiland dat erg geisoleerd ge legen is o De spoorlijn zelf is omringd met natuur lijk ontstande Meidoornheggen en de bermen zijn er vrijwel geheel overgroeid met een struweel bestaande uit onder meer Eik, Berk, Veldiep, Haagbeuk, Mei doorn, Vlier, Populier en diverse soorten wilgen. Een laatste element van het centrale krekengebied is de zijtak van de Groote Kreeke die vanaf de spoor lijn oostwaarts naar de Waterstraat loopt. Bij de spoorlijn is het een rietmoeras dat naar het oosten toe overgaat in weiland met diverse moerassige plekken en stukken open water, met veel oud geboomte. 146

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1979 | | pagina 52