reeds meer dan voldoende overzicht. Figuur 5 geeft
een alternatief plan dat "behalve dat 't minder zal
kosten ook uit landschappelijk oogpunt verre te
verkiezen is. Het ware beter de bestaande weilanden
te laten als ze nu zijn (eventueel knotwilgenaan-
plant) en evenals het bouwland te bestemmen als
hooiland en wat boomweiden, heggen en knotwilgen.
Het beheer kan bestaan uit jaarlijks eenmaal na de
broedtijd te maaien en het maaisel. af te voeren.
Op deze manier wordt de ontwikkeling van een waar
de volle kruidenvegetatie ten zeerste bevorderd.
De vuilnisbelt, nu nog een vreemd element in het
landschap kan wel bebost worden, eventueel met de
"recreatieve plek" die men er wil situeren.
Mogelijk kan het gebied op die manier haar huidige
functie van toevluchtsoord van allerlei zeldzaam
heden behouden en zelfs een nieuw accent hieraan
geven.
Het laatste terreingedeelte dat in het plèn valt
en zeker niet onvermeld mag blijven, is de tamelijk
hoge erosierest van humuspodzolgronden die we
vinden tussen het krekengebied en de Buitenvest,
een stuk onaangetast dekzand dus. Deze rug wordt
aan de zuidzijde begrensd door de Nieuwe Kreekweg
met de erlangs liggende sloten. Op deze zeer zan
dige en poreuze bodem vinden we een gezelschap van
soorten die duidelijk thuishoren op een droge zandige
standplaats als Hazepootje, Klis, Gewone Spurrie,
Zandblauwtje, Kleine Klaproos, Ruige Klaproos,
Buntgras, Schapezuring, WilgenroosjeKoningskaars
Stinkende Ballote, Rode Ogentroost evenals een aan
tal dijkplanten als Wilde Kaardebol, Duizendblad,
BoerenwormkruidSint Janskruid, Jacobskruiskruid
en Ringelwikke.
In de noordelijke sloot van de Nieuwe Kreekweg trof
fen we een aantal moerasplanten aan die kenmerkend
zijn voor het oostzeeuwsvlaamse dekzandgebied als
Zwanebloem, Pitrus, Witte Waterkers, Grote Lisdodde,
Kale Jonker, Watermunt, Wolfspoot, Grote Waterweeg
bree, Kattestaart, Ruwe Bies, Duizendguldenkruid
en in 1975 op 30-6, vonden we er 1 ex. van de
151