In 1927 broedde deze soort voor het laatst in ons
land; dat was bij Millingen» Sedertdien is hij dwaalgast.
In België is het al niet beter gesteld» Wel heeft men-
hem zowel in ons land als in België proberen te
reïntroduceren - hetgeen gelukt schijnt te zijn - maar
die pogingen zijn ver van onze contreien. Daarenboven
is de Raaf standvogel, zodat er weinig verplaatsing
is, al zwerven na ongeveer een jaar de jonge vogels
uit. Maar ook daarvoor zitten we vermoedelijk te ver
weg. Toch duiken er regelmatig waarnemingen op en dan
rijst onherroepelijk de vraag: is dat nu wel goed ge-
zie? Opvallend zijn het formaat, de wigvormige staart,
de zware snavel en de zeer lage schorre roep.
De eerste waarneming is - onder voorbehoud - opgeno
men in de Avifauna: 196Q1 ex Beoostenblijpolder
Axel (K» de Putter).
In 1974 (17 november) meldt mevr. Jouret uit Nieuw
Namen een exemplaar uit de Woestijnstraat tussen
Nieuw Namen en Clinge. Ze geeft een duidelijke be
schrijving van de staart.
Dan horen we verder niets over deze soort tot 1979»
op 14 januari meldt C.Meertens een ex. uit de
Beoostenblijpolder, nabij Hoeve De Steenbosch, (is on
geveer dezelfde plaats als de waarneming van 1968)0
Gezien van op 2 5 meter; duidelijk veel forser dan
Roek of Zwarte Kraai, zwarte snavel, staartvorm niet
gezien, geschatte GROOTTE 40 cm.
Dat is echter nog kleiner dan Roek en Zwarte Kraai.
Of is de hoogte - van grond tot kruin - bedoeld?
Alles te samen echter een waarneming met twijfels»
Op 17 februari krijgt de archivaris T.Ysebaert te
Sluiskil de melding van een exemplaar uit Absdale.
De waarnemer is niet meer te achterhalen, helaas.
Deze waarneming is echter uit het archief verwijderd,
omdat als grootte 46 cm wordt opgegeven, (wie kan in
het veld op de cm nauwkeurig schatten?) Bovendien
neemt T.Ysebaert daar in die tijd een vrijwel geheel
zwarte Buizerd waar. Mogelijk heeft men die voor een
Raaf gehouden.
Begin maart 1979 reed ik over de rondweg bij Hulst
en aan de stoplichten nabij de vuilnisbelt trok een
21 3