derzoek naar het oorspronkelijke verspreidingsareaal van deze soort niet. Telkemale kan bij het aantreffen van deze soort de vraag worden gesteld of we te maken hebben met spontaan opgeschoten planten dan wel met opzettelijk of onopzettelijk aangevoerde exemplaren. Van de andere kant kan men er ook vanuit gaan, dat waar deze planten opschieten, het milieu geschikt is voor het voorkomen van deze soort aangezien het zaad er anders eenvoudigweg niet was gekiemd. Een wind- bloeier zoals deze distel is, produceert immers zo'n hoeveelheid zaad dat vrijwel overal wel wat neerkomt. Dat we voor een overbevolking gespaard worden, wordt slechts veroorzaakt door de specifieke, milieueisen van de soort. Hieruit volgt dat het opzettelijk uitzaai en in feite weinig effect hoeft te hebben, m.a.w. er is selectie. Toch beinvloed een dergelijke uitzaai de terfkans aanzienlijk in positieve zin» Een ander facet hierbij is de concurrentie met andere plantensoorten met soortgelijke milieueisen, doch hierop zullen we verder niet ingaan. Dergelijke relaties en ook de mili eueisen vormen een dermate complex geheel dat een ver handeling hierover (althans over het gedeelte dat aan de huidige wetenschappers is bekend) vele boekdelen zou vullen. Nu weer terug naar de Olmendijk. Een aantal jaren ge leden, in 1974, werd de dijk geinventaris'eerd in het kader van een landschaps-oecologisch onderzoek in de Braakmanpolders. Hierbij werd de soort blijkbaar niet aangetroffen aangezien hierover in het bijbehorende verslag (KÏÏYPERS, 1975) geen gewag wordt gemaakt. Dat hij over het hoofd is gezien, is onwaarschijnlijk aangezien het een markante plant is, zeker in z'n tweede levensjaar. Ondertussen zijn er wel de nodige jaren verstreken en het valt te betwijfelen of de toenmalige situatie relevant is voor de huidige. Andere kensoorten van het Wegdistelverbond (Onopor- Bron: CRM-landschappenkaart Tekeningen: M. Mommers. zwarte toorts 2 1 8

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1979 | | pagina 28