onder dan boven water tot ze op geruime afstand van ons verwijderd waren. Opvallend was evenwel dat er in de verste verten geen enkele oudervogel te bekennen was die zich iets van hen aantrok, ook later niet toen we al ver verwijderd waren. Dat terwijl me bij observatie el ders is gebleken dat de jongen zelden onbewaakt worden gelaten. Het hoeft dan wel niet steeds een van de ouder vogels te zijn (of beide) maar er is toch altijd minstens 1 volwassen vogel in de buurt die het kleine grut wat in de gaten houdt, zij het op een tamelijk slordige manier (BUISE, 1972). Tevens was het de eerste keer dat ik daar Bergeenden zag (terwijl ik er toch al jarenlang kom). Drie dagen later op 11 juli maakten we dezelfde wandeling en wederom zagen we op dezelfde plaats "onze"Bergeende- kuikens. Ook nu was geen enkele volwassen vogel te bespeu ren. Dan op 29-7 en 6-8 respectievelijk 21 en 29 dagen later, toen we weer in buurt waren, zagen we twee jonge Bergeen den van plm 4 resp. 5 weken oud zich te goed doen in een veld van algen en kroos. Gezien de leeftijd vrijwel zeker twee exemplaren van het ons bekende viertal. Beide keren bleven we ze op geruime afstand (en ongezien) gadeslaan maar al die tijd was er niets te bespeuren van een of meer volwassen vogels. Nu rijst de vraag: zijn dit verweesde Bergeendekuikens die het zonder hun ouders heb ben klaargespeeld te overleven en zich te ontwikkelen tot halfwas? Dat de twee nu nog levende vogels nog voortijdig het loodje zullen leggen lijkt ons onwaarschijnlijk, immers hun gevaarlijkste leeftijd is achter de rug. In de litera tuur die ons ter beschikking stond zijn we over een der gelijk verschijnsel nog niets tegengekomen. Een exeptioneel geval, of is dit reeds vaker waargenomen? Voor de Bergeend een weet, voor ons (en wellicht ook voor anderen) een vraag. MoA.Buise, Julianalaan 11, 4561 JA Hulst. Literatuur: BUISE, M.A., 1972. Enige gegevens over flora en fauna van Groot en Klein Eiland alsmede over de Bergeend aldaar in 1971. De Steltkluut 2 (1972): 14-24, 28-34. 2 2 0

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1979 | | pagina 30