de makers ervan. Bat bleek nog niet mee te vallen, ten eerste viel het op dat, dat geluid zeer ver droeg. Achteraf zou blijken dat die beestjes tot op ongeveer 1 km. afstand te horen waren (mogelijk beinvloed door een gunstige windrichting). Het tweede probleem was het bepalen van de juiste richting waar het geluid vandaan kwam. Ik heb eerst verschillende wegen in moeten fietsen voordat mij duidelijk werd waar het ongeveer van daan moest komen. Later werd de oorzaak daarvan bekend, er wa ren n.l. twee lawaai producerende groepjes wat de plaats' bepa ling erg bemoeilijkte. Toen maar te voet verder en via een po- pulierenbos en een weiland kwam ik bij een aardappelveld. Door de regenbuien van de laatste dagen stond er nogal wat water tussen de rijen. Hier klonk het geratel wel al flink hard, doch ik was nog'niet bij de veroorzakers. Op de overgang aardappelveld naar graanakker stond het blank, hier moest het zijn, en jawel hoor, ik kon nu de afzonderlijke "kwakers" horen. Om er eentje goed te kunnen zien, - het was al zeer schemerig -, probeerde ik zo dicht mogelijk te naderen. Dat zien viel overigens erg tegen omdat de "kwaker" goeddeels onder water zat en zweeg wanneer ik te dicht bij kwam. Daarom be sloot ik maar een vangpoging te wagen. Dat was gemakkelijker ge zegd dan gedaan, toch zeker zonder natte voeten te krijgen. Al spoedig voelde ik dan ook het opvallend warme water mijn schoenen binnenkomen. Doch die natte voeten werden beloond met de vangst van een prachtig diertje, dat door zijn gele rug- streep zijn soortnaam zeer duidelijk demonstreerde als rugstreep- pad. Na deze gedwongen kleur-bekentenis kon het beestje weer zijn kwaakwater opzoeken. Op die plek schatte ik het aantal op 10 a 15, toen ik daar zo bezig was zwegen op een gegeven mo ment alle rugstreeppadden, en toen hoorde ik elders nog een an dere groep ratelaars van ongeveer hetzelfde volume, zodat ik het totaal schat op 25 a 30 exemplaren. Hopelijk kunnen deze zich handhaven en zich zo mogelijk vermeerde ren en verspreiden zodat ze de komende jaren de zomeravonden kunnen opvrolijken met hun typische ratel. Tussen haakjes, volgens het in het begin genoemde boek werden er in 1972 in deze omgeving ook enkele rugstreeppen gezien n.l. op 9 mei 2x in de Nieuwe Karnemelkpolder door E.Martens en in begin augustus 1x aan de Emmabaan door W.Roelands. L.G.Persijn, Karveel 57-11, Lelystad. KÜIEK0EK0EK GEZIEN 5 september 1979 ongeveer 19.30 u liep ik op de dijk tussen Koegors en de Kleine Koegorspolder (Kruisweg), toen ik uit het gras een Koe koek op een afrasteringspaaltje zag vliegen. Wat me opviel was, dat hij een lichte (crème of vuil witte) borst had. De afstand van mij tot de koekoek was ongeveer 20 mrt. op dat moment stond ik stil. Met mijn verrekijker zag ik de vogel schuin van "achteren en wat me het eerst opviel buiten zijn lichte borst, was zijn lange staart met een heldere witte zoom. Verder had hij een rechte snavel, donkere kop, lichte nek, een erg donkere bruine 1 8

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1980 | | pagina 20