Zilvermeeuw, Grote Mantelmeeuw, Kleine Mantelmeeuw, Stormmeeuw (10-2, opvallend veel: 186ex), Kokmeeuw, Drieteenmeeuw (10-3) 1juv., tussen Griete en Hellegat, PM, WW)Houtduif, Holenduif, Ijsvogel 12-11, 1ex, T+MIJ, HC', Hellegat), Veldleeuwerik, Graspieper, Kramsvogel, Zanglijster, Merel, Koperwiek, Pimpel mees, Witte Kwikstaart, Gele Kwikstaart, Roodborsttapuit (7-4> 1 exGriete, T+MIJ, HC), Zwarte Roodstaart (7-4} 1ex, Terneuzen, JvdS.JdH),Roodborst (id), Rietgors (bij Hellegat), Groenling, Kneu (vaak met Frater) Zwarte Kraai, Ekster, Bonte Kraai, Roek, Spreeuw, Keep (12-11,1 ex, Hellegat, T+MIJ, HC), Huismus, Boerenzwaluw, SneeuwgorstM 2-11 50ex Ossenisse, GH, PM, HB)Putter. Bij dit allés zijn niet de waarnemingen van R.Bleyenberg vermeld. Hij inventariseerde vanaf Saeftinghe, richting Doel,hier zijn de milieu omstandigheden weer heel anders dan in het boven omschre ven gebied (een ander zoutgehalte van het water b.v.). Dit heeft het logische gevolg dat er ook andere vogels zitten. Daarom heb ben we zijn gegevens hier niet gebruikt, maar het zou zeker inte ressant zijn om zijn gegevens te bundelen met gegevens ui tSaef tinghe Door deze tellingen hebben we nu een behoorlijk beeld van de slik ken langs de WesterscheldeHet blijkt een vogelrijk gebied te zijn. Maar en hoe kan het ook anders in deze tijd, ook hier is niet al les koek en ei. Ook hier zijn er weer nadelige invloeden op het ge bied. Ik denk b.v. aan de recreatie. Op het Hellegat b.v. liggen er overal verspreid op het kleine stukje schor een 20-tal bootjes, geen fraai gezicht, maar bovendien: verstoring, die ook veroor zaakt wordt door de pierenstekersdie steeds talrijker worden. Zij spitten hele stukken slik om. Wat is de invloed daarvan op een afbrokkelend en dus kleiner wordend schor? Zeker geen positieve! Ik meen dat er ook voor deze slikken en de nog maar zeer weinig 61

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1980 | | pagina 31