BROEDVOGELKARTERING iH de jareD 1971-1975 Gedurende de jaren 1971-1975 (met name de jaren 1974 en 1975) hield ik me o.a. bezig met het intekenen op kaartjes van alle mij bekende broedgevallen van het merendeel van onze Oostzeeuws- vlaamse broedvogels. Niet alleen van de minder algemene en/of opvallende soorten werden dergelijke kaartjes bijgehouden maar ook van de "gewone" soorten als Kwikstaarten, Winterkoning en Pitis. Dit zijn allemaal soorten waarvoor men doorgaans niet de moeite neemt ze te noteren in aantekenboekjes etc. Er wordt wel gezegd van "och die vogels zie of hoor je overal, die zijn er zoveel" maar is dat nu wel zo en dan nog: Hoeveel zijn het er dan en hoe is het verloop van de aantallen. Is er een toename of een afname <5f blijft het aantal stationair? Zo geloof ik niet, dat er iemand is die voor Oostelijk Zeeuws-Vlaanderen ook maar bij benadering een redelijke aantalsschatting kan geven van bijvoor beeld een soort als de Heggemus. Algemeen kunnen we stellen dat onze kennis wat betrefd deze "gewone"soorten zeer grote hiaten vertoont De Avifauna van Oostelijk Zeeuws-Vlaanderen (SPONSELEE en BUISE, 1975) illustreert dit treffend. Nu is er in de jaren zeventig wel een Atlasproject geweest maar dit project was grotendeels kwalitatief en^er werd gewerkt met een zeer grofmazig blokkennet van 5x5 km naast het eerder ge noemde kwantitatieve intekensysteem, hetgeen al een hele verbe tering was m.b.t. een kartering van de verspreiding van een be paalde soort. Aanvullingen hieromtrent uit de jaren 1971-1975 werden verkregen van de heer P.Tombeur, die op eendere wijze (althans kwalitatief) zijn waarnemingen van zijn atlasblok inte kende Uiteraard zijn alle kaartjes verre van volledig aangezien maar een beperkt aantal gebieden volledig is geïnventariseerd. Merendeels zijn het fragmentarische gegevens zodat de werkelijke aantallen wellicht veelvouden van het hier gegevene bedragen. Toch geven ze enigszins een idee. Er zijn respectabele aantallen bij zoals bij voorbeeld Gele Kwikstaart 114 (1975)» Witte Kwikstaart 182 (1974)» Witerkoning 131 (1974)» Vink 60 (1975)» Bosrietzanger 62 (1974)» Heggemus 151 (1974)» Grasmus plm 100 (1975) en Koolmees 48 (1974)- Enkele terreinen in Oostelijk Zeeuws-Vlaanderen werden in die tijd (sommige al jarenlang en ook nu nog) zoals reeds gezegd vrijwel volledig op aal broedvogelsoorten (en aantallen) onderzocht. De bekendste zijn wel de beide WMZ-terreinen te Clinge en St.Jansteen (A.R.de Kind), Canisvliet (j.v.d.Steen)Polsvliet (M.Jansen), Groot Eiland (M.A.Buise), Otheensekreek (P.Maas)yen de Zwarten- hoekse Kreek (P.L.Tombeurmomenteel W.v.Laere). Van een aantal van deze terreinen is inmiddels een avifauna verschenen maar niet 90

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1980 | | pagina 28