EEN PLEIDOOI De Deltawerken hebben niet alleen in de noordelijke Delta grote veranderingen aangericht - afgesloten, getijloze .zee-armen of an dere met gedempt getij - ook rond de Westerschelde brengen zij veranderingen teweeg. Directe en indirecte veranderingen. Door de ingrepen hiervoor genoemd, is het gebied waar eb en vloed werkzaam zijn, veel klei ner geworden en daardoor de bij eb droogvallende voedselrijke slikken. De dijkverzwaring rond de Westerschelde heeft hierop nauwelijks invloed, maar door de veranderingen elders, is het Westerscheldegebied veel belangrijker geworden, omdat nu, procen tueel gezien, een veel groter deel van de slikken in het Wester scheldegebied ligt. Ofschoon er niets is bijgekomen, is hun aan deel in het totaal veel groter. En dat houdt in, dat meer door trekkende en overwinterende vogels hun voedsel op de Wester- scheldeslikken zullen moeten zoeken. Een directe verandering, veroorzaakt door de dijkverzwaring om de Westerschelde is, dat er onderlangs alle dijken een weg wordt ge legd. Dat is 'n goede zaak, want het is gewenst dat ieder punt voor dijkonderhoud e.d. bereikbaar is. Het tegendeel heeft in 1953 tot vervelende situaties aanleiding gegeven. Een nadeel hierbij echter is, dat nu ook ieder punt van de slikken voor iedereen be reikbaar is. Als we ons beperken tot ons eigen gebied, dan is straks, als de dijkverzwaring Paal-Hedwigepolder een feit is (uiterlijk 1985), elk gewenst punt vanaf de grens bij Hedwigepolder tot aan de Braakmanhaven bereikbaar, tenzij DOW zijn zin krijgt en de weg tussen bedrijf en Westerschelde wordt afgesloten, z.g. uit veiligheidsoverwegingen voor het publiek. O.i. wil men het veeleer doen uit bewakingstechnisch oogpunt, een probleem dat echter met uitbreiding van de bewakingsdienst uitstekend is op te lossen, al zou afsluiten wel in onze optiek passen, zoals hierna zal blijken. Want wat zien we nu al met de goede bereikbaarheid? Dat op ieder punt van de slikken pierenspitters en sportvissers zijn aan te treffen. En dat zal dus in de toekomst alleen nog maar toenemen. Dat houdt dus in, dat fouragerende vogels nauwelijks kans krijgen om ongestoord hun voedsel te zoeken. En omdat de slikken globaal genomen maar twaalf uur per etmaal blootliggen en veel vogels hun voedsel voornamelijk overdag zoeken, is het van belang, dat zeker in de winter met zijn korte dagen, de vogels fourageergron- den optimaal kunnen benutten, dat wil dus zeggen: ongestoord. Daarmee willen we helemaal niet zeggen dat de recreant van de slikken moet verdwijnen, maar we willen wel pleiten voor een ver deling van de ruimte, zodat beide partijen aan hun trekken komen. Thans zien we de stekers en vissers vaak ver van elkaar staan, zodat grote stukken voor vogels onveilig - is onbereikbaar - zijn. Op viswedstrijden echter staan de hengelaars als haren op een hond en vangen desondanks dat, toch vis. Het is dus goed te doen om bepaalde delen absoluut verboden te verklaren voor wie dan ook; op andere delen kan dan vrijelijk gevist worden. 1 2 2

Tijdschriftenbank Zeeland

de Steltkluut | 1980 | | pagina 28